ECLI:NL:RBNHO:2021:1997

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
HAA 19/1740
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van huishoudelijke ondersteuning en kinderopvang onder de Wmo en Jeugdwet met betrekking tot een gezin met medische beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiseres, die lijdt aan medische klachten, heeft een aanvraag ingediend voor huishoudelijke ondersteuning en kinderopvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet (Jw). De rechtbank heeft de besluiten van verweerder, die de aanvragen had afgewezen, beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat de toegekende huishoudelijke hulp niet voldoende is en dat de afwijzing van de kinderopvang niet terecht is. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de kinderopvang niet goed gemotiveerd is en dat er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit kleeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de financiële situatie van eiseres en haar echtgenoot niet toereikend is om de kosten van kinderopvang voor twee kinderen te dragen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten zijn aan haar toegewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de individuele omstandigheden van de aanvrager bij het toekennen van voorzieningen onder de Wmo en Jw.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: E. Smit),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2018, aangevuld op 18 december 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) huishoudelijke ondersteuning toegekend in de vorm van zorg in natura (ZIN) voor de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019.
Bij afzonderlijk besluit van 30 oktober 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aanvraag voor kinderopvang op grond van de Wmo afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2018 (het primaire besluit 3) zijn de aanvragen voor een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Jeugdwet (Jw) en een tegemoetkoming Sociaal Medische Indicatie (SMI) afgewezen.
Bij besluit van 18 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen voornoemde besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 mei 2020 (HAA 20/1978) is dit verzoek, ook connex aan bezwaarschriften tegen besluiten van 13 januari 2020 en 14 april 2020, afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 28 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is de echtgenoot van eiseres, de heer [naam 1] (hierna: de echtgenoot), verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Breg en A. Visser.
Overwegingen
1. Eiseres en haar echtgenoot hebben twee zonen van, ten tijde van de aanvraag, een en drie jaar. Eiseres is bekend met medische klachten, zij heeft Advanced Sleep Phase Disorder, een circadiane ritmestoornis en daarnaast is zij gediagnosticeerd met bekkeninstabiliteit. De echtgenoot werkt fulltime in [plaats] . Ten tijde van de aanvraag om een maatwerkvoorziening was de indeling van hun week als volgt. Op werkdagen werden de kinderen één dag buitenshuis opgevangen door de ouders van eiseres. De overige werkdagen waren de kinderen thuis, waarvan op drie dagen de moeder van eiseres aanwezig was en op de andere dag de echtgenoot.
1.1
Eiseres heeft zich in mei 2018 bij verweerder gemeld met een hulpvraag op grond van de Wmo en de Jw voor hulp bij het huishouden, alsmede hulp bij de verzorging van hun kinderen. De aanvraag dateert van september 2018. Eiseres heeft verzocht om huishoudelijke hulp inclusief hulp en toezicht met betrekking tot de twee kinderen voor vijf dagen per week van 6.45 uur tot 19.15 uur.
1.2
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder Argonaut verzocht een medisch advies uit te brengen. Uit het advies van Argonaut van 25 oktober 2018 blijkt op basis van het onderzoek, bestaande uit onder meer een spreekuur, dat eiseres beperkt is in het uitvoeren van huishoudelijke taken. Eiseres is in staat lichte wasverzorgende taken uit te voeren zoals opvouwen (met uitzondering van de grote wasstukken) en sorteren van wasgoed en het bereiden van een broodmaaltijd en opruimen hiervan mits op werkhoogte gesitueerd. Eiseres is verder beperkt in het verschonen, wassen, afdrogen en aankleden van de kinderen. De lichtere taken zoals helpen bij de maaltijd en drinken klaarmaken is mogelijk.
Wat betreft de echtgenoot wordt aangegeven dat hij op grond van een overbelasting niet in staat kan worden geacht de hele gebruikelijke zorg naast zijn arbeid te kunnen leveren. Er kan wat betreft deze ondersteuning geen specifiek van taken worden omschreven welke overgenomen moeten worden; het betreft met name een ontlasting in de tijdsbelasting welke op de echtgenoot drukt.
1.3
Bij het primaire besluit 1 is een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp (thuisondersteuning) toegekend. Er is gekozen om alle werkzaamheden zoals die in de Wmo nodig worden geacht om een huis schoon en leefbaar te houden en die niet zelf kunnen worden overgenomen te indiceren. Hiermee is de echtgenoot ontlast van de taken zoals die door verweerder noodzakelijk worden geacht. Blijkens de bijlage bij het besluit gaat het om:
- Afstoffen hoog (op trap): 1x per 2 weken
- Afstoffen laag (bukken): 1x per week
- Stofzuigen / dweilen woonkamer / hal / gang: 2x per week
- Stofzuigen / dweilen 4 slaapkamer(s): 1x per week
- Stofzuigen / dweilen hobbykamer / werkkamer: 1x per 2 weken
- Stofzuigen trap: 1x per week
- Stofzuigen / dweilen keuken: 2x per week
- Nat schoonmaken keuken hoog (op trap): 1x per week
- Nat schoonmaken keuken middelhoogte (staand): 1x per week
- Nat schoonmaken keuken laag (bukken): 1x per week
- Badkamer schoonmaken: 1x per week
- Toilet schoonmaken (apart van badkamer): 2x per week
- Bed(den) schoonmaken, aantal: 4: 1x per 2 weken
- Ramen zemen (alleen binnen): 4x per jaar
- Wasmachine inladen: wekelijks
- Was ophangen (als niet alles in de droger kan): wekelijks
- Was afhalen / uit de droger halen: wekelijks
- Was opvouwen: wekelijks
- Was strijken: wekelijks.
1.4
Bij het primaire besluit 2 is de kinderopvang op grond van de Wmo afgewezen, omdat gebruik kan worden gemaakt van kinderopvang tot vijf dagen per week (algemeen gebruikelijke voorziening). Op grond van het beleid geldt dat ingeval van calamiteit en als men de gelegenheid nodig heeft om zelf opvang te regelen tijdelijk een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt, voor maximaal drie maanden. Verweerder stelt dat is gebleken dat bij eiseres geen sprake is van een plotselinge situatie en dat zij redelijkerwijs tijd heeft gehad om zorg te regelen. Bij de aanmelding in mei 2018 was al bekend dat de moeder van eiseres moest gaan stoppen met de opvang van de kinderen en sindsdien had zij gelegenheid om te zoeken naar andere opvang.
1.5
Bij het primaire besluit 3 is de aanvraag voor een pgb vanuit de Jw afgewezen, omdat daarvoor een noodzaak moet zijn bij de jeugdigen uit het gezin. En die ontbreekt, want het gaat goed met de kinderen.
De aanvraag tegemoetkoming SMI is afgewezen onder verwijzing naar de Verordening sociaal-medische indicatie kinderopvang Heerhugowaard (de Verordening). Eiseres behoort niet tot de doelgroep volgens artikel 2, onder b, van de Verordening. De SMI is bedoeld voor de doelgroep ouders die een kind hebben voor wie kinderopvang nodig is om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen. Daarnaast is er in het geval van eiseres een voorliggende voorziening zoals vermeld in artikel 3, tweede lid en artikel 1, onder d, namelijk in de vorm van door de gemeente gesubsidieerde peuterspeelzaal, twee tot vier dagdelen en ook kan er nog naar andere opties worden gekeken, bijvoorbeeld het zelf betalen van een aantal uren kinderopvang, de inzet van een vrijwilliger of familie, of het vergroten van haar netwerk.
Daarnaast is een SMI bedoeld als tijdelijke ondersteuning, terwijl bij eiseres de situatie chronisch is en niet na maximaal twaalf maanden opgelost. Een SMI is niet bedoeld voor volledige overname, maar tijdelijk en maximaal 16 uur per week.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de commissie voor de bezwaarschriften overgenomen en ter invulling hiervan nog het volgende overwogen. Het gezamenlijk inkomen van eiseres en haar echtgenoot zit ruimschoots boven bijstandsniveau, wat maakt dat zij in staat worden geacht de kosten voor kinderopvang te dragen. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem van 19 juli 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BR6375, waaruit volgt dat kinderopvang structureel niet onder de Wmo valt en dat de financiële haalbaarheid ervan in dit kader niet aan de orde is. Wat betreft de SMI wordt aangegeven dat er geen aanleiding bestaat om de hardheidsclausule toe te passen.
Procesbelang
3. De toekenning van de huishoudelijke hulp in natura die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt ziet op een afgesloten periode in het verleden. Het met terugwerkende kracht toekennen van huishoudelijke hulp in natura is niet mogelijk. Desalniettemin neemt de rechtbank procesbelang aan onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:238, omdat eiseres met het oog op de toekomst belang heeft bij een inhoudelijk oordeel van de rechtbank. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat het bestreden besluit meer omvat dan alleen de huishoudelijke hulp en het beroep zich ook daartegen richt.
Hulp bij het huishouden
4. Eiseres heeft aangevoerd dat de toegekende thuisondersteuning van vier uur per week is gericht op uitstelbare taken terwijl in het onderzoeksverslag van [naam 2] van 8 augustus 2018 is aangegeven dat eiseres ook in aanmerking zou komen voor een indicatie voor de niet-uitstelbare taken. In het kader van de thuisondersteuning mist eiseres een indicatie voor praktische ondersteuning met betrekking tot de lichte dan wel zware huishoudelijke taken, hierbij gaat het zowel om uitstelbare en niet-uitstelbare taken. Wat betreft de niet-uitstelbare taken gaat het om taken voor praktische ondersteuning met betrekking tot de verzorgende en toezichthoudende taken ten aanzien van de kinderen, maar ook taken die niet op werkhoogte kunnen worden uitgevoerd. Uit het advies van arts [naam 3] van [naam 4] B.V. moet worden geconcludeerd dat niet alle niet-uitstelbare en uitstelbare huishoudelijke taken kunnen worden overgenomen door haar echtgenoot. Zij dient dan ook in aanmerking te komen voor een hogere indicatie ten aanzien van thuisondersteuning.
4.1
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat het primaire besluit 1 zo gelezen moet worden dat verweerder zich op het standpunt stelt dat als in een gezin één persoon uitvalt, de partner wordt geacht alle taken over te nemen. In verband met de overbelasting van de echtgenoot van eiseres, zoals aangegeven in het medisch advies, is er voor gekozen om alle werkzaamheden zoals die in de Wmo nodig worden geacht om een huis schoon en leefbaar te houden en die niet zelf kunnen worden overgenomen, te indiceren voor de duur van een jaar om de echtgenoot van eiseres te ontlasten.
4.2
Gelet op het medisch advies van Argonaut en het standpunt van verweerder zoals weergegeven onder rechtsoverweging 4.1, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank wat betreft de huishoudelijke taken voldoende gemotiveerd dat eiseres met de geïndiceerde werkzaamheden, zoals weergegeven in de bijlage bij het primaire besluit 1, voldoende wordt gecompenseerd in haar zelfredzaamheid en participatie. De niet-uitstelbare taken hangen enerzijds samen met de verzorging van de beide kinderen. Zoals ter zitting desgevraagd toegelicht stelt verweerder zich in dit verband op het standpunt dat dit is op te vangen door het regelen van kinderopvang, zoals neergelegd in het primaire besluit 2. De rechtbank zal hetgeen in dit verband is aangevoerd gelet hierop in dat kader hieronder bespreken. Voorts begrijpt de rechtbank het standpunt van verweerder zo dat van de echtgenoot van eiseres wel gebruikelijke zorg kan worden gevergd waar het betreft de regievoering over de huishouding en praktische ondersteuning met betrekking tot de lichte dan wel zware huishoudelijke taken. De rechtbank merkt hierbij op dat de activiteiten die van hem in het kader van de hier in geding zijnde regievoering gevergd worden, beperkt van aard zijn. Toegespitst op de situatie van eiseres gaat het vooral om de aansturing van en controle op de personen, die belast zijn met de feitelijke huishoudelijke werkzaamheden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO7270. De rechtbank merkt hierbij op dat het rapport van Argonaut melding maakt van de verklaring van de echtgenoot van eiseres dat hij veel ondersteunende taken op zich neemt. Voor de stelling dat de echtgenoot ten gevolge van overbelasting niet tot regievoering in staat is te achten, heeft de rechtbank geen grond gevonden in de gedingstukken. Dat eiseres praktische ondersteuning nodig heeft bij de lichte huishoudelijke taken die zij kan verrichten, blijkt voorts niet uit het advies van Argonaut. De verwijzing naar niet-uitstelbare taken die niet op werkhoogte kunnen worden uitgevoerd, acht de rechtbank onvoldoende concreet toegelicht. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit het medisch advies van Argonaut weliswaar blijkt dat van de echtgenoot niet kan worden verwacht dat hij de gehele gebruikelijke zorg kan leveren, zodat een ontlasting in de tijdsbelasting die op hem drukt is aangewezen, maar niet dat hij in het geheel geen uitstelbare en niet-uitstelbare taken kan overnemen.
Kinderopvang Wmo
5. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres een hulpvraag heeft voor ‘kinderopvang’, omdat zij verder wordt beperkt. Haar hulpvraag betreft ook praktische ondersteuning met betrekking tot de verzorgende en toezichthoudende taken ten aanzien van de kinderen, hulp bij lichte en zware huishoudelijke taken (uitstelbaar en niet-uitstelbare taken), brengen en halen van de kinderen, boodschappen doen en warme maaltijden koken. De hulpvraag gaat dan ook verder dan gebruikelijke zorg of kinderopvang en er kan dan ook niet verwezen worden naar een algemeen gebruikelijke voorziening. Er dient daarnaast concreet te worden gekeken naar de omstandigheden van het geval en er is nagelaten een deugdelijk onderzoek te doen of kinderopvang algemeen gebruikelijk is voor eiseres. Kinderopvang is in onderhavige situatie geheel niet passend, omdat hierbij geheel geen rekening wordt gehouden met de participatie en zelfredzaamheid van eiseres als moeder van haar kinderen. Indien haar kinderen vijf dagen per week naar de kinderopvang gaan, kan eiseres haar kinderen nog maar enkele uren in het weekend zien door haar medische problematiek (rust- en slaapmomenten). Dit gaat ten koste van de ouder-kindrelatie. Daarnaast is kinderopvang voor vijf dagen per week niet mogelijk, passend danwel de wens van eiseres. Overigens is kinderopvang voor vijf dagen per week geen gebruikelijke voorziening, zodat de conclusie van verweerder dat er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening dan ook niet correct is. De echtgenoot kan de kinderen ’s ochtends niet naar de kinderopvang brengen, omdat hij voor werk al om 07.00 uur de deur uit moet en verder vallen de reguliere breng- en haaltijden van de kinderopvang tijdens rust- en slaapmomenten van eiseres door haar medische problematiek. Kinderopvang voor twee kinderen vijf dagen per week is ook financieel niet haalbaar voor eiseres.
5.1
Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat de echtgenoot met zijn werkgever naar oplossingen had kunnen zoeken, bijvoorbeeld over het opnemen van ouderschapsverlof of een uur later beginnen met werken.
5.2
De rechtbank overweegt als volgt. Verzorging van kinderen wordt in de Wmo gezien als een onderdeel van het voeren van een gestructureerd huishouden. Niet in geschil is dat eiseres niet zelf de kinderen kan verzorgen en opvangen. Verweerder hoeft geen maatwerkvoorziening te verstrekken wanneer diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn uitkomst kunnen bieden voor de cliënt. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een voorziening onder de Wmo 2015 kan worden aangemerkt als een algemeen gebruikelijke voorziening die aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de weg staat, indien deze voorziening daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin betrokkene tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en door een persoon als betrokkene financieel kan worden gedragen (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:2182).
5.3
Eiseres heeft gesteld dat haar echtgenoot de kinderen ’s ochtends niet naar de kinderopvang kan brengen omdat hij voor werk al om 07.00 uur de deur uit moet. Als hij ’s ochtends de kinderen naar de kinderopvang moet brengen dienen zij rond 05.00 uur op te staan. Dit is te vroeg, aldus Jeugd- en Gezinscoach de heer [naam 5] . Verder vallen de reguliere breng- en haaltijden van de kinderopvang tijdens rust- en slaapmomenten van eiseres. Ook redt zij het niet om het ochtendritueel zelfstandig en in een hoog tempo uit te voeren, waardoor het ook niet mogelijk is voor haar om de kinderen naar de kinderopvang te brengen. De rechtbank acht dit laatste, gelet op het advies van Argonaut, waarin staat dat eiseres beperkt is in het verschonen, wassen, afdrogen en aankleden van de kinderen, niet onaannemelijk. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de echtgenoot met zijn werkgever naar oplossingen had kunnen zoeken, bijvoorbeeld over het opnemen van ouderschapsverlof of een uur later beginnen met werken, echter, zoals al in het vraagverkenningsverslag van 28 mei 2018 op pagina 2 is vermeld was op het werk van de echtgenoot een einde bereikt aan de mogelijkheden van flexibiliteit en verlof.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank reeds van oordeel dat kinderopvang (tot vijf dagen per week) in het geval van eiseres geen passende bijdrage is. Verweerder had in dit kader ook moeten onderzoeken of de kinderopvang daadwerkelijk beschikbaar is. Opvang is bijvoorbeeld niet daadwerkelijk beschikbaar als de afstand naar de kinderopvang te groot is of er geen mogelijkheden zijn om een kind te halen of te brengen.
5.4
Verder geldt naar vaste jurisprudentie van de CRvB (zie onder andere de uitspraak van 17 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4276) dat het gebruik van algemeen gebruikelijke voorzieningen in financiële zin ook passend moet zijn voor betrokkenen met een inkomen op het niveau van het sociaal minimum. In de door verweerder aangehaalde uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem van 19 juli 2011 is overwogen dat kinderopvang onder de Wet kinderopvang valt, waarop de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen van toepassing is, waaruit volgt dat de vraag of kinderopvang voor de betrokkene financieel haalbaar is in dit kader niet aan de orde is.
De rechtbank begrijpt deze overweging aldus dat, omdat kinderopvangtoeslag inkomensafhankelijk is, ervan uit kan worden gegaan dat de kinderopvang gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau. De rechtbank is echter van oordeel dat de vergelijking van verweerder met deze uitspraak, nu eiseres geen kinderopvangtoeslag krijgt, in dit geval niet op gaat. Eiseres heeft aangevoerd dat de kosten voor kinderopvang voor twee kinderen gedurende vijf dagen per week gemiddeld € 3.500,- per maand bedragen. Verweerder heeft dit niet concreet betwist, hetgeen zou betekenen dat door verweerder als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd, kinderopvang ten bedrage van 808 euro per week. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat een voorziening met een dergelijke periodieke kostenbegroting, gelet op de beperkte bestedingsruimte van sociale minima, voor hen passend is. Dit is dan ook anders dan bij een boodschappendienst of een maaltijdservice waar het in de regel om geringe bijkomende bedragen gaat en niet om substantieel additionele kosten als in onderhavig geval.
5.5
Gelet op hetgeen in 5.3 en 5.4 is overwogen, kleeft aan het bestreden besluit een gebrek, en kan het in zoverre geen stand houden.
Kinderopvang JW
6. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat het bestreden besluit voor zover dit ziet op de Jeugdwet niet meer in geschil is, zodat de rechtbank dit buiten bespreking laat.
SMI:
6.1
Eiseres heeft in beroep, wat betreft de tegemoetkoming SMI, verwezen naar de gronden van het bezwaarschrift en deze ingelast. In de bezwaarprocedure heeft eiseres betwist dat niet wordt voldaan aan artikel 2, onder b, van de Verordening. Zij is van mening dat voldoende is onderbouwd dat het in het belang van de goede ontwikkeling van haar kinderen juist noodzakelijk is dat de tegemoetkoming wordt afgegeven. Voorts heeft zij aangevoerd dat uit het advies van de heer [naam 5] valt op te maken dat eiseres en haar echtgenoot op dit moment geen andere voorliggende voorziening beschikbaar hebben. Zij heeft ook verwezen naar door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gegeven voorbeelden. Tot slot heeft zij aangevoerd dat zij van mening is dat zowel uit de wet, de kamerstukken en de richtlijnen van de VNG niet blijkt dat de SMI voor slechts een periode van één jaar kan worden afgegeven en voor slechts 16 uur per week.
6.2
Op grond van artikel 2 van de Verordening is deze bedoeld voor:
a. de ouder met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking of een psychisch probleem, woonachtig in de gemeente Heerhugowaard, die geen of beperkt recht heeft op kindertoeslag en die:
b. een kind heeft voor wie kinderopvang nodig is om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen, en,
c. waarbij er een verband is tussen beperking of problematiek van de ouder en de noodzaak tot gebruik van kinderopvang.
Op grond van artikel 7, eerste lid, weigert het college de tegemoetkoming indien:
a. de ouder niet behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 2;
b. de opvang niet noodzakelijk is;
c. de opvang naar verwachting van het college niet zal plaatsvinden;
d. sprake is van een voorliggende voorziening.
Op grond van artikel 15 van de Verordening kan het college ten gunste van de belanghebbenden afwijken van de bepalingen van de verordening indien de toepassing van de verordening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
6.3
Wat betreft de SMI kleeft aan het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank een motiveringsgebrek omdat verweerder niet is ingegaan op de bezwaren van eiseres dat zij niet de volledige zorg kan bieden in de thuissituatie en er een vorm van toezicht dient te komen voor haar kinderen om te voorkomen dat sprake zal zijn van een onveilige en ongezonde ontwikkeling van de kinderen en er vanaf 1 januari 2019 een tekort in zorg voor en toezicht op de kinderen zal ontstaan, hetgeen zowel de veiligheid als de ontwikkeling van de kinderen ernstig in gevaar brengt. Verweerder heeft ook geen onderzoek verricht om te kunnen vaststellen of kinderopvang nodig was om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen.
Voorts is het ook hier de vraag of de peuterspeelzaal een voorliggende voorziening is, gelet op de eerder in de uitspraak genoemde problemen rond het halen en brengen van de kinderen. Verweerder is hierbij ook niet ingegaan op het standpunt van eiseres dat de netwerkmogelijkheden uitgeput zijn.
Daarnaast heeft verweerder niet gemotiveerd gereageerd op het standpunt van eiseres dat zowel uit de wet, de kamerstukken en de richtlijnen van de VNG niet blijkt dat de SMI voor slechts een periode van één jaar kan worden afgegeven en voor slechts 16 uur per week.
7. Gelet op hetgeen hiervoor in 5. en 6. is overwogen is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit gedeeltelijk voor vernietiging in aanmerking.. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het deels vernietigde bestreden besluit in stand te laten nu het bestreden besluit betrekking heeft op de toekenning van een maatwerkvoorziening voor een periode die reeds afgesloten is, waardoor nader onderzoek niet meer mogelijk is, noch zinvol is. Daarnaast heeft eiseres niet aangetoond dat zij in de periode geding extra kosten heeft gemaakt voor de verzorging en opvang van de kinderen.
Wel dient verweerder dit, gelet op hetgeen hiervoor in 3. is gesteld, en voor zover nog actueel, te betrekken op de huidige en toekomstige ondersteuningsvraag van eiseres.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit gedeeltelijk;
- laat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.