Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 maart 2021 in de zaak van tussen
gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder
GEM Bloemendalerpolder Beheer C.V., te Amsterdam
Procesverloop
Overwegingen
€ 200.000,- van GEM dient te worden ingevorderd.
Invordering I). Vanwege het slagen van die beroepsgrond is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt voor dat deel vernietigd en verweerder zal dienaangaande een nieuw besluit moeten nemen.
€ 166,98,- (inclusief btw) en zes uur. Naar de rechtbank ter zitting heeft begrepen ziet de factuur op de behandeling van zowel het onderhavige beroep alsmede de behandeling van het beroep dat is geregistreerd onder HAA 20/3077, dat op dezelfde datum is behandeld. Op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt het uurtarief voor deskundigenonderzoek forfaitair bepaald overeenkomstig de Wet tarieven in strafzaken. Ingevolge het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt een tarief van ten hoogste € 134,04 per uur (€ 162,19 inclusief btw). De rechtbank sluit daarbij aan. De rechtbank acht het inroepen van een deskundige in een geschil als het onderhavige redelijk. Het onderzoek ter zitting in deze zaak heeft anderhalf uur geduurd. Met reistijd gaat de rechtbank uit van een vergoeding voor tweeëneenhalf uur. Verweerder wordt dan ook veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 405,47 (inclusief btw) voor de deskundige. Voor overige proceskostenvergoeding is geen aanleiding.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij ten onrechte niet is beslist op het verzoek tot invordering I;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar voor zover dat ziet op invordering I;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 405,47.
mr. B. Veenman, leden, in aanwezigheid vanmr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2021.