Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
1. Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
2 Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren.
3 Het is verboden eieren van dieren als bedoeld in het eerste lid in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen.
4 Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.
1. Het is verboden dieren of planten van soorten, genoemd in bijlage IV bij de Habitatrichtlijn, bijlage I of II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, onder zich te hebben voor verkoop, te vervoeren voor verkoop, te verhandelen, te ruilen of te koop of te ruil aan te bieden.
2 Het is verboden, anders dan voor verkoop, dieren of planten als bedoeld in het eerste lid onder zich te hebben of te vervoeren.
1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
5 Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
[…]
3°. in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
[…]
c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:
a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen;
b. de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in onderdeel a opzettelijk te beschadigen of te vernielen, of
2 Artikel 3.8, met uitzondering van het derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verboden, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat, in aanvulling op de redenen, genoemd in het vijfde lid, onderdeel b, de noodzaak voor de ontheffing of vrijstelling ook verband kan houden met handelingen:
a. in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied;
1. Het is verboden dieren of eieren van dieren uit te zetten.
2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het uitzetten van dieren van soorten die op grond van artikel 1, tweede lid, van de Visserijwet 1963 zijn aangewezen als «vis», of voor het uitzetten van hun eieren.
3 Gedeputeerde staten kunnen ontheffing en provinciale staten kunnen vrijstelling verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid.
Voorschriften verbonden aan de bestreden ontheffing
16. Voor het compensatiegebied dient u voor 1 januari 2019 een beheerplan op te stellen waarin het beheer voor wat betreft het behoud van de biotopen van de beschermde soorten is uitgewerkt.
17. Het beheerplan dient ter toetsing te worden voorgelegd aan de RUD NHN.
18. De biotopen en natuurtypen die in het compensatiegebied zijn en worden ontwikkeld dienen te worden gerealiseerd conform de inrichtingsplannen (zie bijlagen bij dit besluit) en te voldoen aan de specifieke eisen die de beschermde soorten aan hun biotoop stellen.
19. Alvorens de beschermde soorten naar (delen van) het compensatiegebied worden verplaatst, dienen deze gebieden functioneel te zijn en te voldoen aan de eisen gesteld onder voorschrift 18.
46. De ontwikkeling van het herstel van de populaties van de heikikker en de platte schijfhoren dienen middels monitoring gevolgd te worden. Hiertoe dient jaarlijks een inventarisatie van aanwezige, nieuw gegraven en aangepaste watergangen te worden uitgevoerd gedurende een periode van 5 jaar. De monitoring dient de uitgangssituatie (locaties, aantallen) en de getroffen maatregelen helder in beeld te brengen om de effecten van de werkzaamheden en de effectiviteit van de maatrelen te kunnen bepalen.
47. Jaarlijks, voor 1 maart van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de monitoring is uitgevoerd, dient een rapportage aan Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord te worden verzonden ter beoordeling.
48. Indien mocht blijken dat de getroffen maatregelen onvoldoende zijn, kunnen aanvullende voorwaarden worden opgelegd. De monitoring dient te worden uitgevoerd door een deskundige op het gebied van voornoemde soorten en met ervaring met monitoring. In 2018 dient voor het vangen en verplaatsen van de betreffende soorten een nulmeting te worden uitgevoerd in het compensatiegebied en in de overige blijvende watergangen om het effect van de maatregelen te kunnen meten.
49. Voordat de monitoringswerkzaamheden kunnen worden gestart dient een monitoringsplan ter goedkeuring te worden voorgelegd bij de RUD NHN.
51. Het bestaande ecologisch werkprotocol dient te worden aangevuld met bovengenoemde voorschriften. Alle betrokken partijen, met name ook de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte gesteld te worden.