5.2Verzoekers hebben niet eerst de Korpschef of de Staat gevraagd om vergoeding van schade. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding om verzoekers in de gelegenheid te stellen alsnog een schadevergoedingsverzoek aan het bestuursorgaan te doen noch om de ingediende verzoeken vanwege het ontbreken van zo’n schadevergoedingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank overweegt hiertoe dat verweerder geen verweer heeft gevoerd en de Korpschef heeft laten weten geen schadevergoeding verschuldigd te zijn. Bovendien hebben beide partijen zich niet beroepen op het ontbreken van een aan hen gericht schadevergoedingsverzoek. Ook niet naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 4 december 2017 waarin de rechtbank heeft laten weten dat de ingebrekestelling één van de punten is die ter sprake komt op de zitting.
6. Dit betekent dat de rechtbank thans moet beoordelen of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden en zo ja tot welke schadevergoeding dit moet leiden.
7. Verzoekers hebben aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden.
8. In zijn arrest van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:252) heeft de Hoge Raad algemene regels gegeven omtrent de beoordeling van de redelijke termijn van berechting. 9. Volgens vaste rechtspraak vangt de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM aan op het moment dat er, op zijn minst, een standpunt van het bestuursorgaan ligt, waarvan duidelijk is dat de betrokkene dit wil aanvechten. Doorgaans is dit het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift van betrokkene tegen het besluit waarin dit standpunt is verwoord heeft ontvangen. In de onderhavige zaken ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt.
10. De vraag of de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat daarbij van belang zijn de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van betrokkene gedurende de procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van betrokkene.
11. In procedures als deze mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar duren. Doorgaans zal geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn, indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd.
12. De redelijke termijn is voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar, de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep ten hoogste twee jaar duren, terwijl doorgaans geen sprake is van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase in haar geheel als deze niet meer dan drie en een half jaar heeft geduurd. De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen.
13. Indien de redelijke termijn is overschreden, dient voor de schadevergoeding als uitgangspunt een forfaitair tarief te worden gehanteerd van € 500,- per half jaar of een gedeelte daarvan waarmee die termijn in de procedure als geheel is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Indien sprake is van overschrijding van de redelijke termijn dient de rechtbank ook te beoordelen op welke wijze de termijnoverschrijding moet worden toegerekend aan de bezwaar- en aan de beroepsfase. Daardoor wordt immers bepaald in hoeverre de immateriële schade is toe te rekenen aan het bestuursorgaan respectievelijk de rechter. De veroordeling tot vergoeding van die schade moet naar evenredigheid worden uitgesproken ten laste van het bestuursorgaan, respectievelijk de Staat der Nederlanden. Bij deze toerekening heeft als regel te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt.
14. De rechtbank ziet, gelet op de aard en complexiteit van de onderhavige zaken, geen aanleiding om een langere behandelingsduur dan twee jaar in procedures in twee instanties respectievelijk vier jaar in procedures in drie instanties gerechtvaardigd te achten.
HAA 17/3281 [verzoeker 1]
15. De rechtbank heeft in de zaak van [verzoeker 1] uitspraak gedaan op 2 juli 2015. Hiertegen heeft [verzoeker 1] hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 20 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3995, heeft de Centrale Raad van Beroep het bestreden besluit vernietigd. Uit de bij de rechtbank bekende gegevens blijkt niet dat er thans nog (hoger) beroep aanhangig is ten aanzien van dit nieuw te nemen besluit. De rechtbank acht zichzelf daarom bevoegd om het voorliggende verzoek om schadevergoeding te beoordelen. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 27 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2016, de datum waarop de Centrale Raad van Beroep uitspraak heeft gedaan, zijn twee jaar en bijna 2 maanden verstreken. De redelijke termijn is niet overschreden, omdat de procedure niet langer heeft geduurd dan vier jaar. Het verzoek om schadevergoeding moet dan ook worden afgewezen.
HAA 17/3302 [verzoeker 2]
16. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 27 november 2014 tot en met 23 september 2016, de datum waarop het beroep is ingetrokken, zijn één jaar en bijna 10 maanden verstreken. De redelijke termijn is niet overschreden, omdat de procedure niet langer heeft geduurd dan twee jaar. Het verzoek om schadevergoeding moet dan ook worden afgewezen.
HAA 17/3311 [verzoeker 3]
17. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 23 november 2012 tot en met 29 april 2014, de datum waarop het beroep is ingetrokken, zijn één jaar en 5 maanden verstreken. De redelijke termijn is niet overschreden, omdat de procedure is niet langer heeft geduurd dan twee jaar. Het verzoek om schadevergoeding moet dan ook worden afgewezen.
HAA 17/3283 [verzoeker 4]
18. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 22 januari 2014 tot en met 18 mei 2017, de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, zijn drie jaar en bijna 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is dan ook met één jaar en bijna vier maanden overschreden.
Deze overschrijding wordt toegerekend aan de beroepsfase. De lange behandelduur valt niet terug te voeren op het procesgedrag van [verzoeker 4] .
Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker 4] van een bedrag van € 1.500,-.
HAA 17/3284 [verzoeker 5]
19. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 21 januari 2014 tot en met 18 mei 2017, de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, zijn drie jaar en bijna 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is dan ook met één jaar en bijna vier maanden overschreden.
Deze overschrijding wordt toegerekend aan de beroepsfase. De lange behandelduur valt niet terug te voeren op het procesgedrag van [verzoeker 5] .
Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker 5] van een bedrag van € 1.500,-.
HAA 17/3285 [verzoeker 6]
20. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 21 januari 2014 tot en met 18 mei 2017, de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, zijn drie jaar en bijna 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is dan ook met één jaar en bijna vier maanden overschreden.
Deze overschrijding wordt toegerekend aan de beroepsfase. De lange behandelduur valt niet terug te voeren op het procesgedrag van [verzoeker 6] .
Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker 6] van een bedrag van € 1.500,-.
HAA 17/4455 [verzoeker 7]
21. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 24 januari 2014 tot en met 18 mei 2017, de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, zijn drie jaar en bijna 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is dan ook met één jaar en bijna vier maanden overschreden.
Deze overschrijding wordt toegerekend aan de beroepsfase. De lange behandelduur valt niet terug te voeren op het procesgedrag van [verzoeker 7] .
Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker 7] van een bedrag van € 1.500,-.
HAA 17/4457 [verzoeker 8]
22. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 20 januari 2014 tot en met 18 mei 2017, de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, zijn drie jaar en bijna 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is dan ook met één jaar en bijna vier maanden overschreden.
Deze overschrijding wordt toegerekend aan de beroepsfase. De lange behandelduur valt niet terug te voeren op het procesgedrag van [verzoeker 8] .
Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker 8] van een bedrag van € 1.500,-.
HAA 17/4458 [verzoeker 9]
23. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 20 januari 2014 tot en met 18 mei 2017, de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, zijn drie jaar en bijna 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is dan ook met één jaar en bijna vier maanden overschreden.
Deze overschrijding wordt toegerekend aan de beroepsfase. De lange behandelduur valt niet terug te voeren op het procesgedrag van [verzoeker 9] .
Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker 9] van een bedrag van € 1.500,-.
HAA 17/4459 [verzoeker 10]
24. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 24 januari 2014 tot en met 18 mei 2017, de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, zijn drie jaar en bijna 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is dan ook met één jaar en bijna vier maanden overschreden.
Deze overschrijding wordt toegerekend aan de beroepsfase. De lange behandelduur valt niet terug te voeren op het procesgedrag van [verzoeker 10] .
Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker 10] van een bedrag van € 1.500,-.
25. Ten aanzien van [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat de verzoeken om vergoeding van schade worden afgewezen.
Ten aanzien van de verzoeken van [verzoeker 4] , [verzoeker 5] , [verzoeker 6] , [verzoeker 7] , [verzoeker 8] , [verzoeker 9] en [verzoeker 10] ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ten bedrage van in totaal € 751,50, uitgaande van 1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor de zitting, met toepassing van wegingsfactor 0,5 vanwege het aanmerken van de zaken als ‘licht’ en toepassing van wegingsfactor 1,5 vanwege samenhangende zaken, met een waarde per punt van € 501,--.
26. Omdat de rechtbank de verzoeken van [verzoeker 4] , [verzoeker 5] , [verzoeker 6] , [verzoeker 7] , [verzoeker 8] , [verzoeker 9] en [verzoeker 10] toewijst, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan deze verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.