ECLI:NL:CRVB:2016:3995

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
16/2069 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering senior GGP door korpschef onvoldoende gemotiveerd

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de korpschef van politie, waarbij het verzoek om bevordering van betrokkene naar de functie van senior GGP werd afgewezen. De korpschef had het verzoek afgewezen op basis van een negatief advies over de verwachte geschiktheid van betrokkene voor de functie. De rechtbank Noord-Holland had eerder het besluit van de korpschef vernietigd, omdat de korpschef niet bevoegd was om een assessment als eis voor bevordering te stellen in plaats van een beoordeling en advies van de leidinggevende.

De Raad oordeelde dat het negatieve advies van de leidinggevende onvoldoende gemotiveerd was. De leidinggevende had zijn oordeel gebaseerd op recente functioneringsbeoordelingen, maar had niet aangetoond dat dit advies betrekking had op de situatie eind 2012, zoals vereist door het loopbaanbeleid. De Raad concludeerde dat de korpschef niet kon volstaan met het verwijzen naar dit advies, omdat het niet deugdelijk was gemotiveerd. Het beroep van betrokkene werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de korpschef werd opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.

Uitspraak

16/2069 AW
Datum uitspraak: 20 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van 24 maart 2016 (bestreden besluit)
Partijen:
de korpschef van politie (korpschef)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De korpschef heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank
Noord-Holland van 2 juli 2015, 15/374.
Namens betrokkene heeft mr. P. de Haas een verweerschrift ingediend.
De korpschef heeft ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank het thans bestreden besluit genomen en heeft dit besluit alsmede het daaraan ten grondslag liggende advies ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2016. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. W.J.M.M. van Meer. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.B. van Doorn.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het formulier ‘Doorstroom HAP II Werkervaringsoverzicht’ is vermeld dat betrokkene van 2002 tot en met juni 2007 werkzaam was in de functie van Hoofdagent, dat zij van juni 2007 tot en met april 2012 werkzaam was in de functie van Professional en dat zij vanaf februari 2012 wederom werkzaam was in de functie van Hoofdagent.
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken ten aanzien van de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de doorstroming (bevordering) van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP
(schaal 8) is, voor zover van hier van belang, als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’.
1.3.
Nadat binnen de Eenheid [naam eenheid] aanvankelijk verzoeken om bevordering wegens zwaarwegend dienstbelang werden afgewezen, is op 7 februari 2013 in een overleg van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) besloten dat alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen (opnieuw) in behandeling worden genomen conform de circulaire. Bij de beoordeling van de aanvragen is alle leidinggevenden gevraagd te motiveren of de betreffende collega geschikt wordt geacht voor de functie van senior GGP. In maart 2013 heeft de CGOP-Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP nadere uitvoeringsafspraken gemaakt. Een van de afspraken is dat de aanvraag voor bevordering in het kader van het loopbaanbeleid uiterlijk op 31 december 2012 moet zijn ingediend. In het kader van een herstel- en inhaalactie geldt deze voorwaarde niet voor de Eenheid [naam eenheid].
1.4.
Op 26 november 2013 hebben de politiechef en de ondernemingsraad van de Eenheid [naam eenheid] nadere afspraken vastgelegd in een beleidsdocument. Op diezelfde datum is bekendgemaakt dat tot 1 februari 2014 aanvragen kunnen worden ingediend. Omdat niet in iedere beoordeling standaard de verwachte geschiktheid is opgenomen voor de naast hogere functie, is blijkens punt 7 van het beleidsdocument het volgende overeengekomen:
“A indien een generalist aan alle criteria voldoet en een positief oordeel heeft over de verwachte geschiktheid voor senior GGP in de relevante beoordeling dan is aan alle eisen voldaan en kan betrokkene worden bevorderd;
B indien een generalist aan alle criteria voldoet maar geen oordeel heeft over de verwachte geschiktheid voor senior GGP in de relevante beoordeling dan mag betrokkene door middel van een assessment die verwachte geschiktheid aantonen en
C indien een generalist, naar aanleiding van een vraag van de Eenheidsleiding, een negatief oordeel kreeg van zijn leidinggevende over de verwachte geschiktheid voor senior GGP dan mag betrokkene alsnog door middel van een assessment die verwachte geschiktheid aantonen. Partijen beogen daarmee te bewerkstelligen dat mogelijke ongelijkheid bij die eerdere negatieve oordelen, te niet wordt gedaan.”
1.5.
Betrokkene heeft op 28 januari 2014 een verzoek ingediend om bevordering van generalist GGP naar senior GGP. Bij brief van 19 maart 2014 heeft de korpschef betrokkene meegedeeld dat betrokkene beschikt over een beoordeling boven de norm, maar niet over een (positief) advies van haar leidinggevende over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. Daarom wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld om (alsnog) de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP door middel van een assessment aan te tonen.
1.6.
Bij besluit van 18 juli 2014, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 10 december 2014, heeft de korpschef het verzoek om bevordering van betrokkene afgewezen op de grond dat uit het assessment volgt dat zij niet beschikt over de verwachte geschiktheid voor senior GGP.
2.
Bij de hiervoor vermelde uitspraak van 2 juli 2015 heeft de rechtbank, met beslissingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht, het beroep tegen het besluit op bezwaar van 10 december 2014 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Overwogen is dat de circulaire volstrekt duidelijk is over door wie en op welke wijze de verwachte geschiktheid voor de functie senior GGP dient te worden vastgesteld. De circulaire laat de regiokorpsen geen ruimte voor een nadere invulling. De korpschef is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet bevoegd om, in plaats van een beoordeling en advies van de leidinggevende, een assessment als eis voor bevordering naar de functie senior GGP te stellen.
3. Bij het bestreden besluit heeft de korpschef het bezwaar van betrokkene opnieuw ongegrond verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat betrokkene blijkens het advies van haar leidinggevende van 23 februari 2016 niet beschikt over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. Het bestreden besluit wordt ingevolge de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de beoordeling betrokken.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De korpschef heeft ter zitting van de Raad het hoger beroep ingetrokken. Dit betekent dat thans slechts nog het bestreden besluit ter beoordeling voor ligt.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of betrokkene voldoet aan de voorwaarde van verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. Aan de andere voorwaarden voor bevordering naar de functie van senior GGP is voldaan.
4.3.
De leidinggevende heeft aan zijn negatief advies over de verwachte geschiktheid van betrokkene voor de functie van senior GGP het volgende ten grondslag gelegd:
“[A] (betrokkene, toevoeging Raad) heeft afgelopen jaren gefunctioneerd op het niveau generalist op de WRT/CUBT. Dit heeft zij, ondanks beperkte momenten van inzet (door privé), op een voldoende wijze uitgevoerd. Zoals ook vastgelegd in haar beoordelingen afgelopen jaren was haar functioneren niet bovengemiddeld om haar een positief advies te kunnen geven voor doorstroom naar de functie van Senior GGP. Op dit moment ontbeert zij in mijn opinie de coördinerende kwaliteiten/overzicht en een stuk stevigheid/overtuigingskracht in haar optreden/handelen richting o.a. collega’s om voor deze functie in aanmerking te komen.”
4.4.
Het onder 1.2 genoemde loopbaanbeleid gold van 1 november 2010 tot en met
31 december 2012. Wil men voor bevordering naar de functie van senior GGP in aanmerking komen, dan diende in die periode materieel aan alle voorwaarden te zijn voldaan. Het enkele feit dat bij de Eenheid [naam eenheid] nog tot uiterlijk 1 februari 2014 aanvragen in het kader van het loopbaanbeleid konden worden ingediend, maakt dit niet anders. Dit brengt mee dat ook in een geval als het onderhavige, waarin het advies over de verwachte geschiktheid (ver) na 1 januari 2013 is opgemaakt, dit advies antwoord moet geven op de vraag of naar het oordeel van de leidinggevende eind 2012 sprake was van verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP.
4.5.
Uit het onder 4.3 weergegeven advies van 23 februari 2016 kan niet worden afgeleid dat het advies over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP is gegeven op basis van de situatie eind 2012. De leidinggevende lijkt zijn advies te hebben gebaseerd op bevindingen over het functioneren van betrokkene in de functie van generalist GGP in de jaren direct voorafgaand aan het advies. Bovendien heeft de leidinggevende niet inzichtelijk gemaakt hoe het negatieve advies over de verwachte geschiktheid van betrokkene voor de functie van senior GGP zich verhoudt tot het feit dat betrokkene van medio 2007 tot het voorjaar 2012 - de precieze datum is de Raad niet duidelijk geworden - de functie van professional heeft vervuld. De functie van professional is, zoals de Raad ter zitting heeft begrepen, ook wat betreft salarisschaal, een functie op het niveau van senior GGP. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat zij vanwege urgente redenen gelegen in de thuissituatie begin 2012 in overleg met haar leidinggevende heeft besloten om een stap terug te doen naar de functie van generalist GGP. Volgens betrokkene had die beslissing niets te maken met haar functioneren en heeft zij als professional steeds naar behoren gefunctioneerd. Daarbij heeft zij onder meer gewezen op een beoordeling van medio 2008, waarin haar functioneren in de periode van 27 juni 2007 tot en met 26 juni 2008 op alle onderdelen met een voldoende dan wel goed is beoordeeld.
4.6.
Ingevolge artikel 7:14, in samenhang met artikel 3:49 van de Awb, kan een bestuursorgaan voor de motivering van een beslissing op het bezwaar volstaan met een verwijzing naar het advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Nu het advies, gelet op wat in 4.5 is overwogen, niet deugdelijk is gemotiveerd, heeft de korpschef niet kunnen volstaan met verwijzing naar dit advies. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit dient wegens strijd met de artikelen 3:49 en 7:12 van de Awb te worden vernietigd. De korpschef zal een nieuwe beslissing op het bezwaar dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Met
het oog op een voortvarende afdoening van het geschil zal met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb worden bepaald dat tegen het door de korpschef te nemen nieuwe besluit door betrokkene slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Aanleiding bestaat om de korpschef te veroordelen in de in verband met het beroep tegen het bestreden besluit gemaakte proceskosten. Deze worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 496,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het beroep tegen het besluit van 24 maart 2016 gegrond en vernietigt dit besluit;
- draagt de korpschef op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming
van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en bepaalt dat beroep tegen het nieuwe besluit
slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 496,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter, in tegenwoordigheid van
J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) J.L. Meijer

HD