Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 maart 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn, verweerder.
Procesverloop
M. Klarenbeek.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Hoorn. De eiser had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van Wob-verzoeken die verweerder in 2014 had ontvangen met betrekking tot milieuvergunningen en het prostitutiebeleid. Het primaire besluit van 31 maart 2015, waarin het verzoek van eiser werd ingewilligd, leidde tot een bestreden besluit op 22 juli 2015, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet ter zitting. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat eiser geen plausibele verklaring had gegeven voor de achtergrond van zijn Wob-verzoek en dat het verzoek vaag en veelomvattend was geformuleerd. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat misbruik van recht kan plaatsvinden indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet gericht was op het verkrijgen van de gevraagde informatie, maar op het incasseren van proceskosten ten laste van de overheid. Dit werd gezien als misbruik van de wettelijke bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.