In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de inhouding van loonheffing door de inspecteur van de Belastingdienst over een aan belanghebbende betaalde dwangsom. Belanghebbende, een militair ambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonheffing over een dwangsom die hij had ontvangen omdat de Minister van Defensie niet tijdig op zijn bezwaar had beslist. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof oordeelde dat de inspecteur ten onrechte loonheffing had ingehouden. Het Hof stelde vast dat de dwangsom niet als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 kan worden aangemerkt, omdat deze niet voortvloeit uit de dienstbetrekking van belanghebbende. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor belanghebbende recht heeft op een teruggaaf van de ingehouden loonheffing van € 44,38. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.689,75.