ECLI:NL:CRVB:2014:57
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Dwangsom verschuldigd aan appellanten door minister van Defensie wegens niet tijdig beslissen op bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellanten, werkzaam bij het ministerie van Defensie, hadden bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister van Defensie die hun verlofuren in mindering had gebracht. De minister had de beslistermijn voor het bezwaar verdaagd, maar de appellanten stelden dat de minister niet tijdig had beslist. De Raad oordeelde dat de minister een groot deel van de beslistermijn ongebruikt had laten verstrijken en dat de vertraging niet aan de appellanten kon worden toegerekend. Hierdoor was de minister dwangsom verschuldigd aan de appellanten voor de periode waarin hij niet tijdig had beslist. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen gegrond, waarbij de minister werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.180,- aan iedere appellant. Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 708,- per appellant bedroegen. De uitspraak benadrukt de verplichting van de minister om binnen de wettelijke termijn te beslissen op bezwaren en de gevolgen van het niet naleven van deze termijn.