In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A. van Hoof, en het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland. Eiseres ontving sinds 26 januari 2011 een WWB-uitkering, maar er ontstond een vermoeden dat zij haar hoofdverblijf elders had. Dit leidde tot een onderzoek door verweerder, waarbij onder andere dossieronderzoek en observaties zijn verricht. Op basis van de bevindingen heeft verweerder besloten tot herziening en intrekking van de bijstand over een bepaalde periode, alsook tot terugvordering van ten onrechte ontvangen bijstand.
Bij besluit van 28 augustus 2013 werd aan eiseres een boete opgelegd van € 4.386,41 wegens het niet nakomen van de inlichtingenplicht. Dit besluit werd later gewijzigd, en de boete werd vastgesteld op € 1.527,80. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar gewijzigde woonsituatie.
Tijdens de zittingen is eiseres bijgestaan door haar gemachtigde en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete niet in overeenstemming was met de evenredigheidstoets en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en een boete van € 529,95 opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden van het geval. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.960,00. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.