ECLI:NL:RBMNE:2025:6434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
11747852 \ AC EXPL 25-1465
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in effectenleasezaak tussen [partij 1] en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft [partij 1] verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 7 januari 2015, waarin werd geoordeeld dat Dexia aan al haar verplichtingen jegens [partij 1] had voldaan met betrekking tot een effectenleaseovereenkomst. [partij 1] vorderde vernietiging van dit vonnis en stelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door hem als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van beleggingsadvies. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig was ingesteld en dat Dexia haar zorgplicht had geschonden. De rechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat [partij 1] recht had op schadevergoeding. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vorderingen van [partij 1] werden toegewezen. Dexia werd veroordeeld tot betaling van de schade, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen bij het inschakelen van tussenpersonen en de noodzaak van vergunningen voor beleggingsadvies.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11747852 \ AC EXPL 25-1465
Vonnis van 22 oktober 2025
in de zaak van
[partij 1],
woonachtig in [woonplaats] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie en verzoekende partij in het incident,
hierna te noemen: [partij 1] ,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde partij in het verzet en verwerende partij in het incident,
oorspronkelijk eisende partij in conventie,
hierna te noemen: Dexia,
gemachtigde: USG Legal Professionals.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van 7 januari 2015 met zaak- en rolnummer 3642611 AC EXPL 14-5542;
- de verzetdagvaarding van 4 juni 2025, tevens eis in reconventie, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van antwoord in oppositie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- de conclusie van repliek in oppositie, tevens conclusie van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in oppositie, tevens conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[partij 1] heeft de volgende leaseovereenkomst (verder: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer]
30-10-2002
AEX Plus Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
I.
30-3-2006
€ 683,47
3. De vordering en het verweer in de hoofdzaak en het incident in conventie en in reconventie
3.1.
[partij 1] heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis van 7 januari 2015 met zaak- en rolnummer 3642611 AC EXPL 14-5542 (hierna: het verstekvonnis). In het verstekvonnis is een verklaring voor recht toegewezen dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [partij 1] gesloten effectenleaseovereenkomst met nummer [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en daarom niets meer aan [partij 1] verschuldigd is. [partij 1] is in het verstekvonnis veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
In het incident verzoekt [partij 1] dat:
 Dexia wordt veroordeeld het aanvraagformulier aan [partij 1] te verstrekken.
3.3.
[partij 1] vordert in conventie vernietiging van het verstekvonnis. In reconventie vordert [partij 1] dat de kantonrechter:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [partij 1] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [partij 1] van al datgene dat [partij 1] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
en in conventie en reconventie:
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.4.
Dexia vordert in conventie dat de kantonrechter het verzet van [partij 1] niet-ontvankelijk of ongegrond zal verklaren en het verstekvonnis zal bevestigen. In reconventie wil Dexia dat [partij 1] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk wordt verklaard, althans dat deze worden afgewezen. Zowel in conventie als in reconventie vordert Dexia dat [partij 1] wordt veroordeeld in de proceskosten, met rente.
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in het incident
Verzet
4.1.
Dexia heeft pas in haar laatste stuk (conclusie van dupliek in oppositie) geklaagd dat [partij 1] te laat verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis. Dit is te laat en de stellingen van Dexia hierover zal de kantonrechter daarom buiten beschouwing laten. Het verzet kan worden geacht tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken, zodat [partij 1] kan worden ontvangen in het verzet.
algemeen4.2. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [partij 1] .
4.3.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.4.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[partij 1] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
de verklaring voor recht en afwachten van ontwikkelingen in de jurisprudentie
4.5.
Dexia heeft een verklaring voor recht gevorderd (en in het verstekvonnis toegewezen gekregen) die ertoe strekt het niet-bestaan van een recht vast te stellen. In haar visie is zij niets meer aan [partij 1] verschuldigd.
4.6.
[partij 1] meent nog een vordering op Dexia te hebben vanwege de advisering door een tussenpersoon en de schending van artikel 41 NR 1999 of artikel 25 NR 1995.
4.7.
In beginsel is het aan de schuldeiser van een vordering om te bepalen of en op welk moment hij zijn vordering in rechte geldend wil maken. Anderzijds dient het procesrecht er ook toe om bescherming te bieden aan een schuldenaar die jarenlang wordt genoodzaakt rekening te houden met een onduidelijke, mogelijk nog jegens hem geldend te maken vordering. Daartoe is in dit geval de door Dexia gevraagde verklaring voor recht een geëigend middel, gelet op de huidige stand van de jurisprudentie. Voor zover [partij 1] zich erop beroept dat nog verdere jurisprudentie moet worden afgewacht, wordt hij daarin niet gevolgd.
verjaring
4.8.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [partij 1] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.9.
[partij 1] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [onderneming] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.10.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [partij 1] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [partij 1] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [partij 1] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [partij 1] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
4.11.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [partij 1] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.12.
[partij 1] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende: [partij 1] is in contact gekomen met [onderneming] via een reclameflyer. Vervolgens is een afspraak gemaakt met de adviseur van [onderneming] (hierna te noemen: ‘adviseur’) voor een huisbezoek. De echtgenote van [partij 1] was ook bij dit gesprek aanwezig. Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur van [onderneming] geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [partij 1] . Zo hebben [partij 1] en zijn echtgenote hun loonstrookjes overhandigd aan de adviseur. Ook was de adviseur op de hoogte van de gezinssituatie van [partij 1] . Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [partij 1] om te sparen voor de studie van de kinderen. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om dit doel te bereiken en dat hij hier een geschikt product voor wist. De adviseur adviseerde [partij 1] om een AEX Plus Effect product van Bank Labouchere met een maandelijkse inleg van ongeveer NLG 300,00 af te sluiten. [partij 1] diende hiervoor zijn salaris te gebruiken. Volgens de adviseur zou [partij 1] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [partij 1] zou kunnen sparen voor de studie van de kinderen. De adviseur heeft [partij 1] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. [partij 1] heeft het advies van de adviseur opgevolgd en een AEX Plus Effect overeenkomst met maandelijkse betalingen van NLG 299,99 afgesloten. De aanvraag voor het AEX Plus Effect is door de adviseur in orde gemaakt en de overeenkomst is op een later moment ondertekend.
4.13.
[partij 1] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van met contractnummer [contractnummer] , voorzien van het adviseursnummer:
ATP [nummer] - [onderneming] ,
- schermafbeeldingen van de website van [onderneming] . Op de website is het volgende te lezen: “
legt u de diverse mogelijkheden graag uit zodat u een weloverwogen keuze kunt maken”,
- een kopie van een uittreksel van de KvK van [onderneming] met als beschrijving van de werkzaamheden ‘
Bemiddeling in verzekeringen, financieringen en hypotheken-bemiddeling en spaar- en beleggingsproducten’.
aanhoudingsverzoek
4.14.
Dexia heeft grote bezwaren tegen de – door haar zo genoemde – ‘bewijsconstructie’ omtrent de advisering door tussenpersonen die in de jurisprudentie van de rechtbanken vaak wordt gehanteerd. Voor het geval de kantonrechter bij de beoordeling van deze zaak het voornemen heeft gebruik te maken van diezelfde constructie/redenering, heeft Dexia verzocht om de zaak aan te houden in verband met door haar ingestelde cassatieberoepen tegen drie arresten van de gerechtshoven ’s-Hertogenbosch en Arnhem-Leeuwarden. De bewuste redenering omtrent het bewijs is onderwerp van deze cassatieberoepen.
4.15.
Het verzoek van Dexia wordt niet gehonoreerd, omdat de jurisprudentie van de gerechtshoven op dit punt de juistheid van de door de rechtbanken gevolgde redenering vooralsnog bevestigt. Er is bovendien geen concrete indicatie dat de Hoge Raad de betreffende arresten mogelijk gaat vernietigen.
(nieuwe) argumenten Dexia
4.16.
Dexia heeft tegen de bewuste redenering (nieuwe) argumenten aangevoerd. Die komen er, kort gezegd, op neer:
  • dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
  • dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
  • dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
  • dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
4.17.
Deze argumenten gaan niet op. Bij de beoordeling van deze zaak geldt – evenals in vergelijkbare zaken – als uitgangspunt dat, zoals [partij 1] onderbouwd heeft gesteld en Dexia onvoldoende heeft weersproken, tussenpersonen een gebruikelijke werkwijze hadden. Daarbij bracht de adviseur van de tussenpersoon steeds de situatie en de wensen van een klant in kaart en stelde in aansluiting daarop een bepaald effectenleaseproduct als geschikt voor. Dexia wist dat. [4] [5] Met de stellingen omtrent de concrete feiten en omstandigheden ten aanzien van de advisering in zijn geval heeft [partij 1] , tegen de achtergrond van de beschreven gebruikelijke werkwijze, voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dat betekent dat Dexia, om tot (tegen)bewijs te worden toegelaten, niet kan volstaan met een betwisting in algemene termen van de door [partij 1] geschetste gang van zaken. Zij had daarvoor meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds in dit geval geen sprake is geweest van advisering, door uiteen te zetten op welke wijze de overeenkomst dan wel tot stand was gekomen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij de stelling van [partij 1] dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering onvoldoende gemotiveerd weersproken. Deze stelling moet daarom als vaststaand worden aangenomen. Daarom wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Dat de gemachtigde van [partij 1] in een andere zaak mogelijk in de processtukken een onjuiste weergave van de geschetste gang van zaken heeft opgenomen, betekent niet zonder meer dat zij in alle zaken een onbetrouwbare weergave van de feiten geeft. Van Dexia mag worden verwacht dat zij toelicht waarom daarvan in dit specifieke geval sprake is. Als de door de afnemer beschreven wijze van advisering niet klopt, kan Dexia dit immers weerspreken door te omschrijven hoe het volgens haar is gegaan. Dat Dexia dat volgens haar stellingen niet kan, omdat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [partij 1] en de adviseur van de tussenpersoon, komt voor haar rekening en risico. Zij heeft er destijds immers van afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten zoals [partij 1] en gebruik gemaakt van tussenpersonen voor de afzet van haar producten. Anders dan Dexia meent betekent het voorgaande niet dat op haar een onderzoeks- of vastleggingsplicht rust, maar slechts dat het mogelijk ontbreken van onderbouwing van haar betwisting, voor haar rekening en risico komt.
wetenschap Dexia4.18. In dit geval is niet gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [partij 1] . Zij had die wetenschap echter wel behoren te hebben. Ten eerste had zij, nu zij gebruik maakte van tussenpersonen, moeten weten wat hun gebruikelijke werkwijze was. Daarnaast lag het op de weg van Dexia om voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een klant actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst zou aangaan op advies van de tussenpersoon. Aan de hand van de in dat verband ontvangen informatie had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de overeenkomst met [partij 1] kon en mocht sluiten. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Dat moet, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico blijven. De betwisting door Dexia van de stelling dat zij kon weten dat sprake was van vergunningplichtige advisering is dan ook onvoldoende onderbouwd. Daardoor komt de geobjectiveerde wetenschap ook in dit concrete geval vast te staan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor zover Dexia, zoals zij stelt, destijds niet wist dat de advisering vergunningplichtig was, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Zo’n rechtsdwaling blijft in verhouding tot [partij 1] voor rekening van Dexia.
aansprakelijkheid Dexia4.19. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [partij 1] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [partij 1] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [partij 1] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [partij 1]4.20. De door [partij 1] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [partij 1] heeft gehandeld door [partij 1] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [partij 1] niet alleen als klant aanbracht maar [partij 1] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.21.
De als gevolg hiervan door [partij 1] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Bij gebreke van een financieel overzicht van Dexia geldt daarvoor het volgende: De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
4.22.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [partij 1] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
Conclusie
4.23.
Gelet op het bovenstaande kan niet worden vastgesteld dat Dexia niets meer aan [partij 1] hoeft te vergoeden. Dit brengt met zich dat het verstekvonnis, waarin een verklaring voor recht is toegewezen dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [partij 1] gesloten effectenleaseovereenkomst met nummer [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en daarom niets meer aan [partij 1] verschuldigd is, moet worden vernietigd. De vorderingen in reconventie van [partij 1] worden toegewezen.
het incidentele verzoek van [partij 1]
4.24.
[partij 1] vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier. Uit het voorgaande volgt dat [partij 1] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
proceskosten
4.25.
Omdat [partij 1] in conventie en in reconventie inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van art. 141 Rv voor rekening van [partij 1] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [partij 1] in eerste instantie niet is verschenen. Omdat het partijdebat in conventie is samengevallen met het debat in reconventie worden de kosten in conventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [partij 1] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
-griffierecht € 90,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 767,00.
4.26.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident van [partij 1]
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie
5.3.
verklaarthet verzet van [partij 1] gegrond,
5.4.
vernietigthet door deze rechtbank op 7 januari 2015 met zaak- en rolnummer 3642611 AC EXPL 14-5542 gewezen verstekvonnis, en ontheft [partij 1] van de veroordelingen die voortvloeien uit dat verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.5.
wijstde vorderingen van Dexia af,
5.6.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [partij 1] gevallen, tot op heden begroot op nihil,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [partij 1] heeft gehandeld door [partij 1] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [partij 1] niet alleen als klant aanbracht maar [partij 1] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.9.
veroordeelt Dexia om aan [partij 1] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.21.
5.10.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 767,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.11.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.12.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ’s Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.