Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Kern van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 11 juni 2025,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie en in het incident, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
3. De feiten
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [partij 1] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- een kopie van de overeenkomst van 1 juli 1999 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van de tekst:
“Adviseur: ATP [nummer] -Zorgen voor Morgen”,- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van de tussenpersoon, waarop vermeld staat:
“Spaar & beleggingsadvies Uw consulent: [A] (…)”,
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
- dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
- dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
- dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
€ 135,00