Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Kern van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 23 april 2025, met een incidenteel verzoek ;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en het incident tevens houdende eis in reconventie, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie en het incident;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
3. De feiten
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- een kopie van het aanvraagformulier van 7 februari 2000 op naam van [eiser] , waarop een stempel is geplaatst met de tekst
“ [onderneming] B.V.(…)”, bij Adviseur handgeschreven
“ [naam 3]” is vermeld en ATP-nummer [nummer] is ingevuld,
“Adviseur [nummer] – [onderneming] B.V ”.- een kopie van een uittreksel van de KvK van 17 december 2024 met als beschrijving van de werkzaamheden van de tussenpersoon ‘
Het bemiddelen en het geven van adviezen over assurantiën en financiële dienstverlening: financiële dienstverlening’.
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
- dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
- dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
- dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
€ 135,00