ECLI:NL:RBMNE:2025:1837

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
581351
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedure van stichting die optreedt namens certificaathouders tegen Triodos Bank op grond van collectieve lastgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de Stichting Triodos Tragedie (STT) optreedt namens circa 1200 certificaathouders van Triodos Bank. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vorderingen van Triodos Bank niet-ontvankelijk zijn of worden afgewezen. Triodos Bank had diverse incidentele vorderingen ingesteld, waaronder de stelling dat STT niet aan haar stelplicht had voldaan en dat de procedure gesplitst moest worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat STT voldoende heeft gesteld en dat de individuele omstandigheden van de certificaathouders relevant blijven voor de beoordeling van de vorderingen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van een WAMCA-procedure, omdat STT optreedt op basis van collectieve lastgeving en niet op basis van een collectieve actie. De rechtbank heeft de vorderingen van Triodos Bank afgewezen en geoordeeld dat de procedure niet gesplitst hoeft te worden, omdat de feitelijke en juridische vragen voor alle STT-certificaathouders nagenoeg gelijk zijn. Triodos Bank heeft ook geen rechtmatig belang aangetoond voor inzage in de Deelnameovereenkomsten en afspraken over de beloning van STT. De rechtbank heeft Triodos Bank veroordeeld in de proceskosten van de incidenten, die zijn begroot op € 1.406,00.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/581351 / HA ZA 24-478
Vonnis in incidenten van 23 april 2025
in de zaak van

1.STICHTING TRIODOS TRAGEDIE,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: STT,
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in de hoofdzaak,
verwerende partijen in de incidenten,
hierna samen te noemen: STT,
advocaten: mr. M. Littooij en mr. P.P.A. Vroegrijk
tegen
TRIODOS BANK N.V.,
gevestigd te Zeist,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in de incidenten,
hierna te noemen: Triodos Bank,
advocaten: mr. A.J. Haasjes en mr. A. Werts.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 12 maart 2025,
- de conclusie van antwoord in incidenten in reconventie en conventie van STT,
- de akte houdende overlegging producties en vermeerdering gronden en eis met producties 29 tot en met 31 van Triodos Bank,
- productie 32 van Triodos Bank,
- producties 29 tot en met 31 van STT.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 24 maart 2025 plaatsgevonden. Partijen hebben aan de hand van spreekaantekeningen hun standpunten nader toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de behandeling is besproken.
1.3.
Hierna is bepaald dat er een vonnis in de incidenten zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
STT vertegenwoordigt een groep van ongeveer 1200 certificaathouders van Triodos Bank. STT wil compensatie voor de schade van deze certificaathouders (hierna: de STT-certificaathouders). Triodos Bank heeft diverse incidentele vorderingen ingesteld die er, kort gezegd, toe strekken dat de rechtbank oordeelt dat:
In conventie: STT niet aan haar stelplicht heeft voldaan en de vorderingen van STT moeten worden afgewezen, nog voordat de rechtbank de zaak inhoudelijk gaat behandelen;
In conventie: een regiezitting moet plaatsvinden en dat het partijdebat individueel in plaats van generiek gevoerd moet worden en de individuele zaken van iedere STT-certificaathouder moeten worden gesplitst, en
In reconventie: deze procedure wordt aangehouden in afwachting van een reeds gedaan schikkingsaanbod en de overeenkomsten tussen STT en de STT-certificaathouders nietig, vernietigbaar, onaanvaardbaar en/of niet afdwingbaar zijn, STT te verbieden daarop een beroep te doen en STT te gebieden mede te delen aan de STT-certificaathouders dat zij geen beroep op deze overeenkomsten zal doen.
2.2.
De incidentele vorderingen van Triodos Bank worden afgewezen. De rechtbank licht haar oordeel hierna toe.

3.De achtergrond van het geschil

Oude handelssysteem van de certificaten
3.1.
Voorheen gaf Triodos Bank aandelen uit aan Stichting Administratiekantoor Aandelen Triodos Bank en die gaf op haar beurt certificaten (hierna: de Certificaten) uit. De aan- en verkoopprijs van het Certificaat was gelijk aan de intrinsieke waarde van het Certificaat (hierna: NAV). Deze waarde van één Certificaat was gelijk aan alle bezittingen van Triodos Bank verminderd met alle schulden van Triodos Bank, gedeeld door het aantal op dat moment uitgegeven Certificaten. De Certificaten werden niet op een effectenbeurs verhandeld. De aan- en verkoop van Certificaten verliep via Triodos Bank. Triodos Bank trad dus op als de wederpartij van de aan- of verkopende partij van de Certificaten.
Nieuwe handelssysteem van de certificaten
3.2.
In december 2021 maakte Triodos Bank bekend dat de Certificaten in de toekomst worden genoteerd op een multilateral trading facility (hierna: MTF). MTF is een platform waarop geregistreerde certificaathouders de Certificaten aan- en verkopen. De prijs van de Certificaten is variabel en hangt af van vraag en aanbod. Door dit nieuwe handelssysteem zijn de Certificaten niet meer via Triodos Bank verhandelbaar. Vanaf 5 juli 2023 werden de Certificaten genoteerd op MTF. De koers waartegen de Certificaten zijn verhandeld is vervolgens aanzienlijk gedaald.
Het standpunt van STT in de hoofdzaak
3.3.
STT stelt zich in de hoofdzaak op het standpunt dat:
  • Triodos Bank is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten met de STT-certificaathouders,
  • Triodos Bank haar zorgplicht heeft geschonden, en\of
  • de STT-certificaathouders hebben gedwaald bij het aangaan van de overeenkomsten.
3.4.
STT vordert hiervoor (schade)vergoeding van Triodos Bank. Aan de hiervoor opgesomde verwijten legt STT ten grondslag dat Triodos Bank de gemaakte afspraken over de unieke eigenschappen van de Certificaten, namelijk de prijsbepaling en de handelssystematiek, eenzijdig heeft gewijzigd. De prijs wordt nu bepaald op basis van vraag en aanbod in plaats van de NAV en de handel vindt niet meer plaats via Triodos Bank als wederpartij maar via MTF. Volgens STT is Triodos Bank tegenover iedere STT-certificaathouder op gelijke wijze tekortgeschoten, heeft zij op gelijke wijze onrechtmatig gehandeld en/of hebben de STT-certificaathouders gedwaald, omdat de relevante feiten en omstandigheden voor de beoordeling van deze vorderingen – en de afspraken die zijn geschonden – voor ieder individu (nagenoeg) gelijk zijn.

4.De verdere beoordeling

Incidenten in conventie
Uitgangspunt: de individuele stelplicht (en bewijslast) van STT bij collectieve lastgeving
4.1.
STT behartigt de belangen van de STT-certificaathouders die haar daartoe een individuele volmacht hebben gegeven. Deze volmacht is vermeld in de deelnameovereenkomst (hierna: de Deelnameovereenkomst) die iedere STT-certificaathouder met STT heeft gesloten. De Deelnameovereenkomst kwalificeert als een opdracht van lastgeving. STT heeft een lijst overgelegd met alle STT-certificaathouders die zij op basis van lastgeving vertegenwoordigt (hierna: de Lijst). Zo kan Triodos Bank vaststellen dat STT namens de STT-certificaathouders bevoegd is om deze procedure te voeren. [1] Ondanks dat STT als lasthebber pas hoeft te vermelden namens wie zij optreedt als het verweer van Triodos Bank daartoe aanleiding geeft, heeft STT hier dus al op voorhand aan voldaan met het overleggen van de Lijst bij de dagvaarding. [2]
4.2.
Het in eigen naam behartigen van de belangen van de STT-certificaathouders op basis van lastgeving brengt met zich mee dat op STT de stelplicht en – bij betwisting – volgens de hoofdregel de bewijslast rust, voor zover STT zich beroept op rechtsgevolgen van de door haar gestelde (en betwiste) feiten of rechten. [3] STT zal dus volgens de hoofdregel voor iedere STT-certificaathouder bij betwisting (nader) moeten onderbouwen dat Triodos Bank is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst of onrechtmatig heeft gehandeld, dan wel dat er is gedwaald. Dat kan met gelijkluidende stellingen (en onderbouwingen) waar de individuele STT-certificaathouders zich in een gelijke positie bevinden, en moet – bij betwisting – specifiek(er) waar hun individuele omstandigheden onderling afwijken én die afwijking relevant is voor de beoordeling van het geschil.
4.3.
In deze zaak blijven de individuele omstandigheden van iedere STT-certificaathouder dus relevant. Daarvan mag niet worden geabstraheerd. Dat had alleen gemogen als STT een collectieve actie in de zin van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: WAMCA) was gestart op grond van artikel 3:305a BW. Dat heeft STT bewust niet gedaan. STT heeft namelijk duidelijk gesteld en onderbouwd dat zij voor alle STT-certificaathouders individueel opkomt op grond van lastgeving. Daardoor hoeft STT niet te voldoen aan de ontvankelijkheidsvereisten die op grond van artikel 3:305a BW voor een belangenorganisatie gelden, maar mag zij dus ook niet abstraheren van de feiten en omstandigheden van de individuen die worden vertegenwoordigd. Het gevolg daarvan is dat de individuele omstandigheden van iedere STT-certificaathouder relevant blijven voor de beoordeling van de vorderingen. Het is voor STT echter wel mogelijk om voor meerdere STT-certificaathouders tegelijkertijd dezelfde feiten en omstandigheden te stellen (en bij betwisting te onderbouwen) als deze voor hen gelijk zijn. Zo is, volgens STT, de inhoud van de afspraken voor iedere STT-certificaathouder (nagenoeg) gelijk. STT heeft de verschillen in de individuele omstandigheden die volgens haar relevant zijn, zoals het aantal Certificaten dat is aangekocht, per STT-certificaathouder in de Lijst inzichtelijk gemaakt.
Triodos Bank is niet-ontvankelijk in het incident over de stelplicht
4.4.
Volgens Triodos Bank heeft STT niet aan haar stelplicht voldaan, omdat zij haar stellingen en vorderingen onvoldoende op de individuele omstandigheden van de STT-certificaathouders heeft toegespitst, terwijl dit op grond van artikel 150 Rv wel moet. STT neemt volgens Triodos Bank namelijk alleen algemene stellingen voor alle STT-certificaathouders in. Ook voldoet STT niet aan de bewijsaandraagplicht door enkel de Lijst aan te leveren, zonder documentatie van die personen over te leggen, waaruit blijkt dat en wanneer zij Certificaten hebben aangekocht, dat zij een volmacht hebben verleend, dat zij nog steeds Certificaten bezitten en wat de relevante transactiehistorie is. [4] Dit moet volgens Triodos Bank tot het gevolg leiden dat de vorderingen van STT nu al worden afgewezen. Triodos Bank vordert daarom in incident dat de rechtbank eerst de vraag beantwoordt of STT aan haar stel- en bewijsaandraagplicht heeft voldaan, voordat de zaak inhoudelijk (in hoofdzaak) zal worden behandeld. Zo wordt volgens Triodos Bank een onnodig, uitgebreid en kostbaar inhoudelijk debat vermeden.
4.5.
Hoewel het in Nederland geldende stelsel van incidentele vorderingen een open stelsel is, betekent dit niet dat iedere vordering bij wijze van incidentele vordering kan worden ingesteld. Als een bijzondere wettelijke regel op grond waarvan een incidentele vordering ‘eerst en vooraf’ moet worden behandeld of beslist ontbreekt, zoals hier het geval is, geldt als maatstaf dat de
zaak medebrengtdat de vordering ‘eerst en vooraf’ wordt behandeld. Bij de toepassing van deze maatstaf dient de rechter aan de hand van de aard en inhoud van de vordering, de belangen van partijen en het belang van een doelmatige procesvoering, na te gaan of een voorafgaande behandeling en beslissing redelijkerwijs geboden zijn en niet leiden tot een onredelijke vertraging van het geding. [5]
4.6.
De aard en inhoud van de incidentele vordering van Triodos Bank brengen mee dat niet ‘eerst en vooraf’ moet worden behandeld en beslist op de vordering. Incidenten zijn in beginsel gericht op de beantwoording van een procesrechtelijke (voor)vraag waardoor de rechter aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak (nog) niet toekomt. De vraag of STT heeft voldaan aan haar stelplicht en – bij betwisting – haar stellingen voldoende kan onderbouwen en bewijzen, is niet een dergelijke procesrechtelijke vraag. Het gaat om een kwestie van materiële aard die – bij toewijzing – leidt tot een eindbeslissing op inhoudelijke gronden over de vorderingen in de hoofdzaak, terwijl in dit geval toewijzing van de incidentele vordering definitief een einde maakt aan de hoofdzaak zonder dat daarin een (volledige) behandeling volgt. De beantwoording van deze vraag hoort daarom bij uitstek thuis in de hoofdzaak en verhoudt zich niet tot het incidentele karakter van een incidentele vordering. Triodos Bank is dan ook niet-ontvankelijk in deze incidentele vordering.
4.7.
Bovendien is er al een andere wettelijke waarborg die ertoe leidt dat Triodos Bank als gedaagde voldoende weet waartegen zij zich moet verweren, namelijk dat STT als eiseres in de dagvaarding op straffe van nietigheid de eisen en gronden daarvoor dient te vermelden. [6] Dat heeft STT gedaan en staat niet ter discussie. Het vervolgens beoordelen of aan de stelplicht voor de in de dagvaarding genoemde eisen en gronden is voldaan, moet tijdens de inhoudelijke behandeling plaatsvinden. Deze inhoudelijke behandeling hoort niet (verkapt) naar voren te worden gehaald door dit incident.
4.8.
Overigens volgt uit de door Triodos Bank aangehaalde rechtspraak ook niet dat het vooraf behandelen en beslissen over de stelplicht al bij incident dient plaats te vinden. [7] De door Triodos Bank aangehaalde rechtspraak ziet juist op voorvragen waardoor de rechter aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak nog niet toekomt of niet zou kunnen toekomen, zoals bevoegdheidsincidenten en exhibitie incidenten. De door Triodos Bank aangehaalde rechtspraak bevestigt juist het uitganspunt dat incidentele vorderingen bedoeld zijn voor dat soort procesrechtelijke kwesties en (voor)vragen.
4.9.
De rechtbank zal in dit vonnis in incident dan ook niet beoordelen of STT heeft voldaan aan haar stelplicht en bewijsaandraagplicht. Triodos Bank is in haar primaire incidentele vordering in conventie niet-ontvankelijk.
Geen nieuwe regiezitting
4.10.
Subsidiair vordert Triodos Bank bij incident een regiezitting te plannen om te bepalen of het partijdebat individueel of generiek moet worden gevoerd. Op 24 maart 2025 heeft al een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens deze mondelinge behandeling konden partijen zich uitlaten over de vraag of het partijdebat generiek of individueel gevoerd moet worden en – als dat vervolgens niet gebeurd – welke consequenties daaraan verbonden zouden moeten worden. Triodos Bank heeft geen andere concrete onderwerpen voor een regiezitting genoemd. Zij heeft dan ook geen belang (meer) bij een nieuwe regiezitting. Deze subsidiaire incidentele vordering in conventie wordt daarom afgewezen.
De procedure wordt niet gesplitst
4.11.
Triodos Bank vordert dat deze procedure wordt gesplitst, zodat voor iedere STT-certificaathouder afzonderlijk de procedure wordt voortgezet. De rechter kan een procedure splitsen als tussen de vorderingen geen zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling wettigen. [8] De rechtbank zal deze procedure niet splitsen, omdat een gezamenlijke behandeling van de vorderingen van de STT-certificaathouders op dit moment juist wél is gewettigd. STT heeft (vooralsnog) voldoende onderbouwd dat de feitelijke en juridische vragen die de rechtbank moet beantwoorden voor alle STT-certificaathouders (nagenoeg) hetzelfde zijn. Zo hebben alle STT-certificaathouders hetzelfde product gekocht (de Certificaten), waarvan de prijs in het verleden werd bepaald op basis van de NAV en de aankoop en verkoop plaatsvond via Triodos Bank. Zij hebben zich gebaseerd op gelijkluidende prospectussen. Alle STT-certificaathouders hebben te maken met dezelfde eenzijdige wijziging in de eigenschappen van de Certificaten, namelijk de wijziging van het handelssysteem en de prijsbepaling.
4.12.
Triodos Bank heeft dit voor de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken om te komen tot de conclusie dat samenhang ontbreekt en splitsing doelmatig is. Triodos Bank noemt weliswaar diverse omstandigheden die volgens haar relevant zijn voor de beoordeling van de inhoud van de overeenkomst, maar maakt onvoldoende concreet tot welke uitkomst deze omstandigheid voor een individuele STT-certificaathouder kan leiden en op grond waarvan samenhang dan zodanig ontbreekt dat gezamenlijke behandeling niet doelmatig is. De verwijzing van Triodos Bank naar rechtspraak in andere zaken brengt hierin geen verandering, omdat deze beoordeling steeds casuïstisch van aard is. [9] Zo oordeelde de Rechtbank Amsterdam weliswaar dat een vordering van meer dan 1.000 consumenten tegen Eneco moest worden gesplitst in individuele zaken, maar gebeurde dat in die zaak omdat iedere overeenkomst met Eneco op haar eigen merites moest worden beoordeeld. [10] Dat gaat in dit geval niet op, omdat STT in deze procedure (vooralsnog) voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat de inhoud van de overeenkomst met de STT-certificaathouders (nagenoeg) gelijkluidend is. Ook de vergelijking van Triodos Bank met een andere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam treft geen doel. [11] In die zaak werden namelijk aan de vorderingen verschillende feitencomplexen ten grondslag gelegd. Dat is hier ook niet het geval, omdat STT juist stelt dat ieder feitencomplex (nagenoeg) gelijk is.
4.13.
Ook wat betreft de relevantie van de individuele omstandigheden voor het bepalen van de inhoud van de op Triodos Bank rustende zorgplicht heeft Triodos Bank onvoldoende concreet gemaakt tot welke verschillende uitkomsten dat kan leiden en dat daardoor samenhang en doelmatigheid ontbreekt. Daartegenover staat dat STT juist heeft onderbouwd dat de inhoud van de zorgplicht hoofdzakelijk wordt bepaald door de contractuele afspraken met de STT-certificaathouders die (nagenoeg) gelijkluidend zijn. Triodos Bank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam over collectief ingestoken zorgplichtverwijten waarbij de procedure wel werd gesplitst. [12] Die zaak verschilt echter van deze zaak, omdat daarin de aanleiding voor splitsing was dat eiseres aanvankelijk hoofdzakelijk generieke stellingen aan haar vorderingen ten grondslag had gelegd voor al haar volmachtgevers, maar vervolgens zelf aanstuurde op een individuele onderbouwing van de vorderingen per volmachtgever. In deze zaak is de insteek van STT juist het tegenovergestelde: zij stelt dat de relevante feiten en omstandigheden per STT-certificaathouder voor iedereen (nagenoeg) gelijk zijn.
4.14.
Voor het beroep op dwaling heeft Triodos Bank aangevoerd dat dit alleen individueel kan worden beoordeeld. Ook op dat punt ziet de rechtbank (vooralsnog) niet dat samenhang en doelmatigheid ontbreekt, gezien de stellingen van STT dat aan iedere STT-certificaathouder op dezelfde wijze een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven, gezien de inhoud van de contractuele afspraken, ongeacht de hoedanigheid en expertise van iedere individuele STT-certificaathouder. Ook op dit punt heeft Triodos Bank dat onvoldoende concreet weersproken met de verwijzing naar een uitspraak over splitsing in een procedure over dwaling met andere casuïstiek. [13] Bovendien is dwaling aangevoerd als meest subsidiaire grondslag voor de vorderingen en kan – mocht dat op een later moment wel doelmatig blijken – de procedure alsnog om deze reden worden gesplitst als de primaire en subsidiaire grondslag wordt afgewezen.
4.15.
Tot slot heeft Triodos Bank aangevoerd dat de procedure individueel gesplitst moet worden, omdat Triodos Bank in deze procedure onvoldoende specifiek verweer kan voeren tegenover iedere STT-certificaathouder. Dat standpunt neemt de rechtbank niet over. In de eerdergenoemde Lijst staan de persoonsgegevens van alle STT-certificaathouders met een uniek beleggingsnummer. [14] Triodos Bank heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij de administratie heeft van alle certificaathouders, waaronder dus de STT-certificaathouders, tot het moment van de overgang van het oude handelssysteem naar het nieuwe handelssysteem. STT heeft gesteld dat zij alleen optreedt voor STT-certificaathouders die vóór deze overgang de Certificaten hebben gekocht. Triodos Bank beschikt op basis van de naam en het unieke beleggingsnummer op de Lijst dus over de benodigde informatie van iedere STT-certificaathouder om in deze procedure verweer te kunnen voeren. Dat Triodos Bank dit kan wordt bevestigd door het voorbeeld van één van de STT-certificaathouders (Stichting [stichting] ) dat zij concreet heeft genoemd in haar verweer. Naar aanleiding van de gegevens in de Lijst heeft Triodos Bank dus al informatie uit haar eigen administratie (een door Stichting [stichting] ingevuld formulier van Triodos Bank [15] ) kunnen halen. Dat kan zij voor de andere STT-certificaathouders op de Lijst dus ook en – als er STT-certificaathouders genoemd op de Lijst ontbreken in haar eigen administratie – dat als verweer voeren.
De schade voor de STT-certificaathouders is voldoende gesteld
4.16.
Triodos Bank heeft aangevoerd dat STT in haar vorderingen niet-ontvankelijk is, omdat onvoldoende is gesteld per individuele STT-certificaathouder óf en hoeveel schade zich voordoet. Volgens Triodos Bank is de gevorderde schadevergoeding namelijk onvoldoende uitgesplitst in de dagvaarding. Daarmee miskent Triodos Bank ten onrechte dat STT in haar dagvaarding nog niet alle schade concreet hoeft te onderbouwen. Zij hoeft in eerste instantie alleen de feiten te stellen waaruit kan worden afgeleid dat de STT-certificaathouders schade hebben geleden. [16] Als deze feiten vervolgens voldoende door Triodos Bank worden betwist, dient STT haar stellingen over de door het individu geleden schade nader te onderbouwen en kan de rechtbank zo nodig beslissen om de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure (artikel 612 Rv). De rechtbank zal dus ook op deze grond niet de vorderingen van STT afwijzen in dit incidentele vonnis.
Geen beslissing over de wijze van het te voeren debat (generiek of individueel)
4.17.
Zoals in rechtsoverwegingen 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, is het aan STT om haar stellingen bij betwisting door Triodos Bank voldoende te onderbouwen en zo nodig (als de hoofdregel geldt) te bewijzen per individuele STT-certificaathouder. Of dat generiek kan omdat de feiten en rechtsgronden (nagenoeg) gelijk zijn of specifiek moet omdat er relevante individuele verschillen zijn voor de beoordeling, is in beginsel aan partijen zelf, waarover de rechtbank vervolgens een beslissing zal nemen na de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak. Op die inhoudelijke behandeling zal de rechtbank nu niet vooruitlopen.
Geen inzage in de Deelnameovereenkomsten met STT of afspraken over de beloning
4.18.
Alle STT-certificaathouders hebben een Deelnameovereenkomst met STT gesloten, waarin zij aan STT een volmacht verlenen om de schade die zij hebben geleden op Triodos Bank te verhalen. Triodos Bank vordert inzage in deze overeenkomsten en andere afspraken met de STT-certificaathouders over de resultaatsafhankelijke beloning, zodat zij met zekerheid kan vaststellen namens wie STT procedeert, of dit rechtsgeldig plaatsvindt en welke verweren zij tegen de individuele STT-certificaathouders kan voeren.
4.19.
Deze vordering wijst de rechtbank af. Triodos Bank heeft geen rechtmatig belang bij inzage in deze Deelnameovereenkomsten en afspraken tussen de STT-certificaathouders en STT. STT heeft onderbouwd dat alle Deelnameovereenkomsten bestaan uit hetzelfde model. Dit model is door STT overgelegd. [17] Alleen de ingevulde gegevens door de individuele STT-certificaathouder varieert op de Deelnameovereenkomsten. Deze gegevens zijn verwerkt in de Lijst. [18] Dit is door Triodos Bank niet (nader) betwist. De rechtbank stelt daarom vast dat Triodos Bank al bekend is met wat er in de Deelnameovereenkomsten staat. Dat Triodos Bank wil controleren of de door STT-certificaathouders in de Deelnameovereenkomst ingevulde gegevens wel overeenkomen met de gegevens op de Lijst is onvoldoende voor een rechtmatig belang bij inzage. De rechtbank heeft namelijk geen reden om aan te nemen dat de gegevens op de Lijst niet overeenkomen met de ingevulde gegevens in de Deelnameovereenkomsten. Triodos Bank stelt dat er personen op de Lijst staan die geen Certificaten hebben en dat het aantal Certificaten op de Lijst verschilt van het aantal Certificaten in haar eigen administratie. Maar zij concretiseert deze standpunten niet door de betreffende individuen te noemen, terwijl zij dit wel kan aan de hand van de administratie waarover zij beschikt tot de overgang naar het nieuwe handelssysteem (zie 4.15 hiervoor). Tijdens de mondelinge behandeling heeft STT verder toegelicht dat er geen andere overeenkomsten met de STT-certificaathouders zijn gesloten. Ook is er geen procesfinancier betrokken. Ook dit is door Triodos Bank niet gemotiveerd betwist.
4.20.
Tot slot heeft STT tijdens de mondelinge behandeling genoemd dat zij een brochure heeft gemaakt over de wijze van berekening van de door de STT-certificaathouders te betalen vergoeding, waaronder de resultaatsafhankelijke beloning voor de advocaten van STT. Voor zover Triodos Bank inzage wil krijgen in deze beloningsafspraken die tussen STT en haar advocaten zijn gemaakt, heeft zij daarbij geen rechtmatig belang. Dit is een aangelegenheid tussen STT en haar advocaten en – voor zover de procedure is gefinancierd met een bijdrage van STT-certificaathouders – de STT-certificaathouders zelf. Bovendien zijn de advocaten voor de financiële afspraken gebonden aan de gedragsregels- en voorschriften die gelden in de advocatuur, waarvoor zij tuchtrechtelijk verantwoordelijkheid dragen. In die zin wijkt deze procedure niet af van andere procedures, waarin een belangenbehartiger een vordering kan innen voor een individu en daarvoor een advocaat kan inschakelen, zonder dat de gedaagde inzage krijgt in de inhoud van de onderliggende afspraken. Dat in deze procedure sprake is van subjectieve cumulatie van vorderingen van verschillende individuele eisers in één dagvaarding, brengt daar geen verandering in. Triodos Bank heeft ook niet onderbouwd waarom zij belang heeft om deze afspraken te toetsen en daarin te interveniëren, mede gezien de hoofdregel dat de procedure tot een forfaitaire proceskostenveroordeling kan leiden. Triodos Bank heeft alleen aangevoerd dat zij afgifte van de brochure over de resultaatsafhankelijke beloning wil om aan te tonen dat STT geen resultaatsafhankelijke beloning mag afspreken, omdat zij geen winstoogmerk heeft. Daarbij beroept zij zich op artikel 3:305a lid 3 onder a BW.
4.21.
De rechtbank herhaalt dat dit geen procedure is in de zin van artikel 3:305a BW, waarin een dergelijke toets van financieringsafspraken een rol kan spelen bij de vraag of de belangen van de vertegenwoordigden (in de achterban) voldoende gewaarborgd worden door de belangenbehartiger. Artikel 3:305a BW regelt de WAMCA-procedure. STT is geen WAMCA-procedure gestart, maar treedt collectief op namens individuen op basis van volmacht en lastgeving en stelt individuele vorderingen in zonder abstrahering van individuele omstandigheden. De rechtbank hoeft daarom niet te toetsen of STT aan de vereisten van artikel 3:305a BW voldoet. Een ander belangrijk verschil tussen deze procedure en een WAMCA-procedure is dat de vertegenwoordigden in een procedure op grond van artikel 3:305a BW geen uitdrukkelijke opdracht hoeven te geven aan de belangenbehartiger (en de betrokken advocaten) om gebonden te zijn aan de uitkomst. Iedere individu is namelijk automatisch (behoudens opt-out) gebonden aan de WAMCA-procedure en de uitkomst daarvan, zo lang hij of zij in de omschreven groep van personen valt waar het in die procedure om gaat. Vanwege deze automatische binding worden er extra eisen gesteld aan de belangenbehartiger. In dit geval hebben de STT-certificaathouders bewust ervoor gekozen om, via de volmacht in de Deelnameovereenkomsten, STT (en de betrokken advocaten) de opdracht te geven om namens hen tegen Triodos Bank te procederen. STT komt op voor de belangen van deze STT-certificaathouders. Andere certificaathouders die STT deze opdracht niet hebben gegeven, zijn niet aan deze procedure en de uitkomst gebonden. Daarom toetst de rechtbank niet of STT voldoet aan de ontvankelijkheidsvereisten die in artikel 3:305a BW zijn opgenomen.
4.22.
De subsidiaire vorderingen in conventie worden afgewezen.
Incidenten in reconventie
De procedure wordt niet aangehouden
4.23.
Triodos Bank heeft naar aanleiding van de onvrede onder de certificaathouders over de MTF-notering met een andere stichting, Stichting Certificaathouders Triodos Bank (hierna: SCTB), een schikking getroffen. Onderdeel van deze schikking is dat Triodos Bank alle certificaathouders [19] die op 28 juni 2023 [20] Certificaten hielden een bedrag van € 10,00 per certificaat aanbiedt tegen verlening van finale kwijting (hierna: het Aanbod). Het Aanbod is ook gedaan aan de STT-certificaathouders, omdat zij onder het toepassingsbereik van het Aanbod vallen. De certificaathouders hebben tot uiterlijk 30 juni 2025 om het Aanbod te accepteren. Triodos Bank heeft reconventionele vorderingen ingesteld, die ertoe strekken dat STT-certificaathouders in de gelegenheid worden gesteld om een eigen beslissing te nemen over het Aanbod en dat STT niet voor alle STT-certificaathouders kan besluiten om het Aanbod af te wijzen. Triodos Bank vordert daarom incidenteel om de procedure aan te houden tot 1 augustus 2025. STT heeft tijdens de mondelinge behandeling onderbouwd dat het de STT-certificaathouders vrijstaat om met het Aanbod in te stemmen, maar zij dan nog steeds moeten bijdragen in de kosten van (het vervolg van) deze procedure.
4.24.
De rechtbank beslist dat de zaak niet wordt aangehouden, omdat Triodos Bank geen belang (meer) heeft bij aanhouding tot 1 augustus 2025. Het is voor de rechtbank namelijk niet meer mogelijk om een mondelinge behandeling in de hoofdzaak in te plannen in de periode mei tot en met juli 2025, zoals partijen kennelijk eerder – buiten de rechtbank om – in eerste instantie samen processueel hadden afgesproken. De mondelinge behandeling zal in de periode van september tot en met november 2025 worden ingepland bij een meervoudige kamer van deze rechtbank, waarvoor partijen de verhinderdata dienen aan te leveren. Dit betekent dat de STT-certificaathouders binnen de acceptatietermijn van het Aanbod (uiterlijk 30 juni 2025) het Aanbod kunnen accepteren of afwijzen voordat de hoofdzaak inhoudelijk zal worden behandeld of daarin een beslissing wordt genomen.
4.25.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Triodos Bank nog aangevoerd dat de procedure ook moet worden aangehouden, omdat er voldoende tijd moet zijn om vast te stellen welke STT-certificaathouders hebben ingestemd met het Aanbod. Voor hen wordt de procedure dan immers niet voortgezet. De rechtbank meent dat als er STT-certificaathouders instemmen met het Aanbod (waardoor zij finale kwijting verlenen), primair STT de rechtbank daarover dient te informeren na de sluitingstermijn op 30 juni 2025 en - als zij dat niet doet - Triodos Bank dat daarna nog kan doen vóór de mondelinge behandeling, waaraan de rechtbank dan de gevolgen kan verbinden die zij geraden acht.
Geldigheid Deelnameovereenkomsten en afspraken over resultaatsafhankelijke vergoeding
4.26.
Triodos Bank vordert in reconventie in incident, kort samengevat, de Stichting te:
  • verbieden een beroep te doen op de Deelnameovereenkomst of een afspraak over de resultaatsafhankelijke vergoeding en/of enige andere financiële voorwaarde bij uittreden,
  • verbieden het Aanbod namens de STT-certificaathouders af te wijzen,
  • verbieden voorwaarden te verbinden aan uittreding door STT-certificaathouders, en
  • gebieden om op haar website en per e-mail aan STT-certificaathouders te verklaren dat (a) zij geen beroep doet op de Deelnameovereenkomst, een resultaatsafhankelijke vergoeding en/of enige andere financiële voorwaarde bij uittreden en (b) het de STT-certificaathouders vrijstaat om een het Aanbod te accepteren.
4.27.
Aan deze vorderingen legt Triodos Bank de onderbouwing ten grondslag dat de Deelnameovereenkomsten en andere afspraken tussen STT en de STT-certificaathouders het vrij accepteren van het Aanbod door de STT-certificaathouders in de weg staat. De Deelnameovereenkomst bevat een onherroepelijke en exclusieve volmacht ten behoeve van STT en beoogt STT tot exclusieve belangenbehartiger te maken ten aanzien van de aan de STT-certificaathouders toekomende rechten en rechtsvorderingen. Daarom zijn de afspraken in de overeenkomsten met STT-certificaathouders nietig, vernietigbaar, onaanvaardbaar of om een andere reden niet toelaatbaar.
4.28.
STT brengt daartegenin dat de normen waar Triodos Bank een beroep op doet ter bescherming van in dit geval de STT-certificaathouder niet ter bescherming van de belangen van Triodos Bank strekken. Triodos Bank kan daarom geen beroep doen op de nietigheid, vernietigbaarheid of ontoelaatbaarheid van de afspraken. Het is aan de STT-certificaathouder om een beroep te doen op een eventuele ongeldigheid van de afspraken in de Deelnameovereenkomsten. Volgens SST is het gerechtvaardigd dat STT-certificaathouders die instemmen met het Aanbod nog steeds moeten bijdragen in de kosten van (het vervolg van) deze procedure, naast hun financiële bijdrage gedaan in het verleden.
4.29.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het is STT toegestaan om namens de circa 1200 STT-certificaathouders deze procedure te voeren op basis van volmacht en lastgeving, zoals zij aan de hand van stukken heeft onderbouwd. Contractsvrijheid brengt mee dat STT afspraken kan maken over de uitvoering en financiële afwikkeling met de STT-certificaathouders. Triodos Bank staat daar buiten. Hoewel de rechtbank Triodos Bank moet nageven dat de redenering van STT moeilijk te volgen is dat het gerechtvaardigd is dat STT-certificaathouders die instemmen met het Aanbod ook moeten bijdragen aan de toekomstige, nieuwe kosten van deze procedure, terwijl zij de procedure dan niet individueel voortzetten en zij dus ook geen hogere vergoeding zullen ontvangen als STT in deze procedure gelijk krijgt (gezien de finale kwijting in het Aanbod), is dat op zichzelf onvoldoende. Ook op dit punt herhaalt de rechtbank dat van een WAMCA-procedure op grond van artikel 3:305a BW geen sprake is. Het is daarom aan iedere STT-certificaathouder zelf om zich op de nietigheid, vernietigbaarheid of ontoelaatbaarheid van de (vertegenwoordigings)afspraken met STT te beroepen. Dat is niet aan Triodos Bank. De rechtbank stelt vast dat niet is komen vast te staan dat STT onbevoegd is om deze procedure te voeren (nietigheid) of dat bepaalde STT-certificaathouders dat niet (meer) willen (vernietiging). De door Triodos Bank gevorderde verboden en geboden worden daarom afgewezen.
4.30.
De incidentele vorderingen in reconventie worden afgewezen.
Proceskosten in conventie en in reconventie
4.31.
Triodos Bank krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van de incidenten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van STT worden als volgt begroot op:
- salaris advocaat
1.128,00
(2 punt × € 614,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.406,00
4.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5. De beslissing
De rechtbank
in de incidenten
5.1.
verklaart Triodos Bank niet-ontvankelijk in haar primaire vordering in conventie,
5.2.
wijst de andere vorderingen in conventie en in reconventie van Triodos Bank af,
5.3.
veroordeelt Triodos Bank in de proceskosten van € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Triodos Bank niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Triodos Bank tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.3 en 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.6.
bepaalt dat de advocaten van partijen op de roldatum van
4 juni 2025aan de griffie van deze rechtbank zullen opgeven de verhinderdata van partijen en hun raadslieden voor de maanden
september tot en met november 2025,waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zal worden bepaald. Bij gebreke van (tijdige) opgave van verhinderdata of onvoldoende beschikbaarheid zal de rechtbank zelfstandig een tijdstip voor de mondelinge behandeling bepalen,
5.7.
bepaalt dat de zaak inhoudelijk zal worden behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit
mr. J.R. Hurenkamp, mr. N.A.J. Purcell en mr. H.J. ter Meulen,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Hurenkamp en in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.A. van Dijk–Overmars in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025
MvD5633

Voetnoten

1.Productie 1 bij de dagvaarding.
2.HR 16 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2112, r.o. 5.2.3.
3.Artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
4.Artikelen 21, 85 en 111 lid 3 en 149 e.v. Rv.
5.HR 2 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8176.
6.Artikel 111 lid 2 onder d Rv.
7.Hof Amsterdam 8 mei 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1782, Rechtbank Midden-Nederland 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4132 en Rechtbank Oost-Brabant 29 november 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:6333.
8.HR 27 oktober 1978,
9.Rechtbank Oost-Nederland 8 januari 2013, ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0907, Rechtbank Amsterdam 22 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:309, Rechtbank Amsterdam 22 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:308, Rechtbank Amsterdam 18 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5070, Rechtbank Amsterdam 4 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5700 en Rechtbank Amsterdam 12 september 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5769.
10.Rechtbank Amsterdam 12 september 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5769.
11.Rechtbank Amsterdam 4 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5700.
12.Rechtbank Amsterdam 22 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:309.
13.Rechtbank Amsterdam 18 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:5070.
14.Productie 1 bij de dagvaarding.
15.Productie 23 bij de conclusie van antwoord.
16.HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5211.
17.Productie 20 bij de dagvaarding.
18.Productie 1 bij de dagvaarding.
19.Kort gezegd zijn alle certificaathouders uitgezonderd van wie een eerder ingestelde vordering over hun Certificaten al is afgehandeld, bijvoorbeeld door een definitief vonnis.
20.De dag dat de certificaten via MTF verhandeld worden.