Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1],
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
4. [appellant 4],
5. [appellant 5],
6. [appellant 6],
7. [appellant 7],
8. [appellant 8],
9. [appellant 9],
10. [appellant 10],
11. [appellant 11],
12. [appellant 12],
13. [appellant 13],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
in het incident ex art. 843a Rvveroordeling van Rochdale tot afgifte aan [appellanten] van bepaalde documenten,
in de hoofdzaaktoewijzing alsnog van de (in hoger beroep gewijzigde) vorderingen, met beslissing over de proceskosten inclusief nakosten. Rochdale heeft in principaal appel
in het incident ex art. 843a Rvgeconcludeerd tot afwijzing van de vordering en
in de hoofdzaaktot bekrachtiging van het bestreden vonnis en niet-ontvankelijkverklaring van de VvE dan wel afwijzing van haar vorderingen, met beslissing over de proceskosten. Een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
2.Feiten
“convenant verkoop sociale huurwoningen 2002-2007”(hierna: het convenant) gesloten, gedateerd op 4 maart 2002 (een niet ondertekende versie hiervan is overgelegd als productie 1 inleidende dagvaarding).
De corporatie stelt ten behoeve van de Vereniging van Eigenaren een onderhoudsplan op waarin voor een periode van 15 jaar het meerjarige onderhoud en de daarmee gemoeide kosten voor de Vereniging van Eigenaren zijn aangegeven.
Woningen die in het kader van dit convenant worden verkocht, zonder dat een splitsingsvergunning vereist is, zullen voldoen aan de in lid 2 van dit artikel gestelde kwaliteitseisen.
Corporaties stellen aan de hand van een door B en W vast te stellen model een rapportage op waaruit blijkt dat de woningen welke zullen worden gesplitst voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, dan wel op basis van een investeringsplan daaraan zullen voldoen. Indien op basis van deze rapportage naar het oordeel van de vergunningverlener voldoende is aangetoond dat aan de kwaliteitseisen is voldaan of zal worden voldaan, wordt indien aan de overige vereisten van dit convenant is voldaan, de vergunning verleend. (…)”
“Bijlage Kwaliteitseisen en Kwaliteitstoets behorend bij het Convenant verkoop sociale huurwoningen 2002-2007”als bedoeld in artikel 6 lid 2 sub a van het convenant (hierna: de bijlage minimaal kwaliteitsniveau; productie 1 inleidende dagvaarding) wordt onder meer vermeld:
“woongebouwen met sociale huurwoningen met een bouwjaar van vóór 1940”(hierna: de grote checklist) afgedrukt:
doet de leden het volgende voorstel, om dit te ondersteunen brengt hij het convenant met Gemeente Amsterdam ter sprake en de verplichting het complex na vijf jaar onderhoudsarm te moeten opleveren. Wat wil zeggen dat het gebouw na vijf jaar in goede conditie moet zijn (…). In verband met het onderhoud aan haar complexen werkt Rochdale zelf met een eigen onderhoudsplanning en het voorstel is nu geen dure planning te laten maken en de eerst komende jaren met de planning die er is door te gaan.”
geeft een toelichting op het convenant wat van toepassing is bij splitsing van de appartementen. (…) Vanuit de vergadering wordt gevraagd, waarom er minder wordt gereserveerd omdat er feitelijk meer is begroot in de meerjarenonderhoudsplanning van Woningstichting Rochdale. De bestuurder geeft aan, dat de eigenaren op dit moment aan het sparen zijn en feitelijk de eerste vijf jaar nagenoeg geen kosten mogen hebben aan groot onderhoud. Na het opstellen van de meerjarenonderhoudsplanning en de offertes zal worden beoordeeld wat de inbreng c.q. de verplichting van Woningbouwvereniging Rochdale is.”
3.Beoordeling
primairRochdale te veroordelen tot betaling van de kosten voor het uitvoeren van alle volgens het convenant vereiste werkzaamheden door overboeking van € 177.000,= op de rekening van VvE, vermeerderd met rente;
subsidiairkopers te machtigen om voor rekening en risico van Rochdale opdracht te geven alle volgens het convenant vereiste werkzaamheden te verrichten conform het rapport van [x] van 7 mei 2014 en Rochdale te gelasten om de hiermee gemoeide facturen te betalen;
meer subsidiairRochdale te veroordelen om bij wege van voorschot als extra VvE bijdrage een bedrag van € 177.000,= over te maken op de rekening van VvE, vermeerderd met rente;
primair, subsidiair en meer subsidiairRochdale te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.389,75 (inclusief btw) als vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten en Rochdale te veroordelen tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten.
“appellanten”) en de VvE (aangeduid als
“tussenkomende partij”) een processtuk ingediend met de naam
“memorie van grieven tevens incident ex art. 843A en akte eiswijziging”(hierna in deze rechtsoverweging: de memorie van grieven). In het petitum van de memorie van grieven heeft de VvE geen eigen vordering ingesteld. [appellanten] en de VvE hebben later een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen waarin de VvE stelt dat Rochdale ten opzichte van haar onrechtmatig heeft gehandeld door het convenant niet na te komen. Het hof constateert dat de VvE heeft nagelaten in het petitum van de memorie van grieven, dan wel het lichaam, voldoende kenbaar en duidelijk een vordering in te stellen jegens Rochdale. Weliswaar zou uit de memorie van antwoord in incidenteel appel (impliciet) kunnen worden afgeleid dat de VvE mogelijkerwijs bedoelt zich als eiser aan te sluiten bij de primaire en de meer subsidiaire vordering van [appellanten], maar het pas bij dit processtuk instellen van een eigen vordering door de VvE is strijdig met de goede procesorde. Overigens is de VvE voorts in gebreke gebleven voldoende toe te lichten waarom het (gestelde) door Rochdale niet nakomen van het convenant tegenover [appellanten] (de kopers), ten opzichte van de VvE onrechtmatig was. De vordering van de VvE zal derhalve, voor zover ingesteld, (in het eindarrest) worden afgewezen.
incident ex art. 843a Rvingestelde vordering wilde verkrijgen. Dit brengt met zich dat [appellanten] bij een toewijzing van deze vordering geen belang meer hebben, zodat deze (in het eindarrest) zal worden afgewezen.
hoofdzaakin die zin gewijzigd dat het in de primaire en meer subsidiaire vordering genoemde bedrag van € 177.000,= dient te worden gewijzigd in € 218.805,= en dat bij de subsidiaire vordering moet worden verwezen naar het rapport van [x] van 11 april 2016 (in plaats van 7 mei 2014). Nu Rochdale tegen deze eiswijziging geen procedureel bezwaar maakt en het hof (ambtshalve) van oordeel is dat deze niet strijdig is met de goede procesorde, wordt de eiswijziging toegestaan. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
“noodzakelijke maatregelen”(zie rechtsoverweging 2.9) een groot aantal werkzaamheden bevat, die maar ten dele in het investeringsplan zijn opgenomen (zie rechtsoverweging 2.10), en voor het overige (overgrote deel) in het MJOP (volgens welk plan tot en met 2010 in totaal voor maar liefst circa € 350.000,= aan onderhoud moest worden gepleegd). Dat de gemeenschappelijke delen nimmer aan het convenant hebben voldaan, blijkt verder uit de rapporten van [x] en het rapport van [x] van 21 augustus 2014 (productie 22 inleidende dagvaarding). Uit de door Rochdale bij memorie van antwoord in principaal appel overgelegde producties 6-11 betreffende het in het verleden ter zake het appartementencomplex gepleegde onderhoud, blijkt bovendien dat in 1995 voor het laatst groot onderhoud is gepleegd en in de periode van 2001 tot en met 2007 in het geheel geen onderhoud. Gezien dit geringe onderhoud vóór 2007 kan het niet anders dan dat de gemeenschappelijke delen in 2007 niet voldeden aan de kwaliteitseisen als bedoeld in het convenant. Omdat groot onderhoud aan de gemeenschappelijke delen dringend noodzakelijk was, heeft de VvE inmiddels veel achterstallig onderhoud laten plegen, aldus nog steeds [appellanten]
“noodzakelijke maatregelen”opgenomen werkzaamheden, zijn werkzaamheden die dienden te worden verricht om te voldoen aan de minimale kwaliteitseisen uit de grote checklist; de werkzaamheden uit de opsomming die daartoe noodzakelijk waren, zijn opgenomen in het investeringsplan, en de overige werkzaamheden in het MJOP. Uit het rapport van Expex blijkt dat de gemeenschappelijke delen op een enkel puntje na voldeden aan het convenant (zie het investeringsplan). Dat [x] in 2014 gebreken heeft geconstateerd, komt doordat de gemeenschappelijke delen na 2007 niet meer zijn onderhouden, terwijl volgens het MJOP tot 2010 nog voor een bedrag van circa € 350.000 aan onderhoud had moeten zijn gepleegd. Ook uit het rapport van [x] en dat van Innax productie 12 inleidende dagvaarding) blijkt dat de gemeenschappelijke delen voldeden aan het convenant. Mochten [appellanten] al schade hebben geleden, dan komt deze (deels) voor hun eigen rekening omdat zij geen initiatief voor het onderhoud conform het MJOP hebben genomen, aldus nog steeds Rochdale.
Bijzondere bepalingen”en vervolgens de subkop “
Kwaliteitseisen” onder
“6”vermeld dat de erfpachter (Rochdale) heeft verklaard dat de woningen in het bij de akte gesplitste complex die in het kader van het convenant verkocht zullen worden, zullen voldoen
“aan kwaliteitseisen zoals vastgesteld door Burgemeester en Wethouders bij besluit van negenentwintig oktober 2002, nummer [x] en/of de eventuele besluiten die ter vervanging en/of aanvulling daarvan worden vastgesteld”(rechtsoverweging 2.11). Bedoeld besluit van Burgemeester en Wethouders van 29 oktober 2002 is de grote checklist (rechtsoverwegingen 2.5 en 2.6). Voormelde bepaling brengt derhalve, nu zij ook is aangehaald in de leveringsakten en de appartementsrechten bovendien zijn verkocht in het kader van het convenant (zie ook bepaling H in de splitsingsakte die eveneens wordt aangehaald in de leveringsakten; rechtsoverweging 2.12), met zich dat [appellanten] mochten verwachten dat de gemeenschappelijke delen van hun appartementen voldeden aan de vereisten van de grote checklist. Nu de grote checklist een geïntegreerd onderdeel vormt van de bijlage minimaal kwaliteitsniveau, mochten [appellanten] bovendien verwachten dat de grote checklist zou worden geïnterpreteerd aan de hand van de toelichting hierop in de bijlage. Dit geldt temeer daar in genoemde bepaling naar het convenant wordt verwezen en artikel 6 lid 2 sub a van het convenant verwijst naar bedoelde bijlage. Per saldo mochten [appellanten] dus verwachten dat de gemeenschappelijke delen zouden voldoen aan de kwaliteitseisen van de bijlage minimaal kwaliteitsniveau.
”het moment van verkoop of op het moment dat de Erfpachter de meerderheid van de erfpachten in de bij deze akte opgerichte Vereniging van Eigenaars verliest”.Beide partijen gaan ervan uit dat - hoewel Rochdale nog immer de meerderheid in de VvE bezit - de gemeenschappelijke delen inmiddels aan bijlage minimaal kwaliteitsniveau hadden moeten voldoen, volgens Rochdale vanaf de splitsing (op 23 oktober 2007) en volgens [appellanten] vanaf vijf jaar na het verlenen van de vergunning (op 9 juli 2007, en dus op 9 juli 2012). Hoewel in de leveringsakte ook is aangeknoopt bij het moment van verkoop van de appartementsrechten, dwingt de samenhang met het in de leveringsakte ook genoemde convenant en de verwijzing naar het verlies van de meerderheid in de VvE (hetgeen een aan het convenant ontleend criterium is) tot de uitleg dat de gemeenschappelijke delen aan de bijlage minimaal kwaliteitsniveau moesten voldoen ten tijde van het verlenen van de splitsingsvergunning, dan wel uiterlijk binnen vijf jaar daarna, dus uiterlijk op 9 juli 2012, zoals ook [appellanten] tot uitgangspunt nemen.
grief in incidenteel appelfaalt.