ECLI:NL:RBMNE:2025:1628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
11308495 EL EXPL 24-22 D/954
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake Dexia effectenleaseovereenkomst en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en Dexia Nederland B.V. over effectenleaseovereenkomsten. [eiser sub 1] c.s. vorderde onder andere schadevergoeding van Dexia, stellende dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank oordeelde dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad van Dexia en de schade die [eiser sub 1] c.s. heeft geleden. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 6.756,10, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan Dexia opgelegd. De incidentele vordering van Dexia om inzage in het intakeformulier van [eiser sub 1] c.s. werd afgewezen, omdat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener gewaarborgd moet blijven. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft een effectenleaseovereenkomst, een financieel product dat in Nederland veelvuldig is verkocht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11308495 EL EXPL 24-22 D/954
Vonnis van 2 april 2025
inzake

1.[eiser sub 1] , en

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser sub 1] c.s. (mannelijk enkelvoud),
eisende partij in conventie in de hoofdzaak en het incident,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Dexia,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak en het incident,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 september 2024, met een incidentele vordering;
  • de conclusie van antwoord in conventie en in het incident en van eis in reconventie, met een incidentele vordering;
  • de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie en het incident;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2. De feiten

2.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer 1]
28-12-2000
AEX Plus Effect
II.
[contractnummer 2]
28-12-2000
AEX Plus Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
09-08-2006
- € 655,25
Ja
II.
09-08-2006
- € 655,25
Ja
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser sub 1] c.s. op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 5.445,60 aan maandtermijnen en een bedrag van € 1.310,50 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiser sub 1] c.s. geen bedrag aan dividenden ontvangen en geen fiscaal voordeel genoten
2.4.
De gemachtigde van [eiser sub 1] c.s., Leaseproces, heeft bij brief van 15 november 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en de incidenten

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen afschriften van de aanvraagformulieren aan [eiser sub 1] c.s. te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser sub 1] c.s. en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiser sub 1] c.s. schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser sub 1] c.s. van al datgene dat [eiser sub 1] c.s. aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser sub 1] c.s., met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, alsmede een incidentele vordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
● [eiser sub 1] c.s. zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [eiser sub 1] c.s. in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia, na betaling aan [eiser sub 1] c.s. van een bedrag van € 873,67, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2006 , met betrekking tot de overeenkomsten met de nummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] niets meer aan [eiser sub 1] c.s. verschuldigd is,
 [eiser sub 1] c.s. zal veroordelen in de proceskosten, met rente.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en de incidentenalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser sub 1] c.s..

4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser sub 1] c.s. heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser sub 1] c.s. inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser sub 1] c.s. heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [onderneming] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s. heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s., anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser sub 1] c.s. als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser sub 1] c.s. gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser sub 1] c.s. in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser sub 1] c.s. stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser sub 1] c.s. wilde zijn verzekeringen, waaronder de opstal- en inboedelverzekering, laten controleren, namelijk of deze nog aansloten op de gezinspolis. Via een andere instantie werd [eiser sub 1] c.s. doorverwezen naar [onderneming] . Hij besloot telefonisch contact op te nemen met [onderneming] . De betreffende medewerker van [onderneming] stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van [eiser sub 1] c.s. door te nemen. [eiser sub 1] c.s. heeft hiermee ingestemd. Tijdens het gesprek heeft de adviseur van [onderneming] , de heer [A] (hierna te noemen: ‘adviseur’), eerst de verzekeringen van [eiser sub 1] c.s. doorgenomen. Verzekeringstechnisch was hij nog goed gedekt volgens de adviseur. De verzekeringen hoefden niet te worden aangepast. Nadat de verzekeringen waren besproken, vroeg de adviseur of [eiser sub 1] c.s. werkte en of het pensioen goed was geregeld. De adviseur vroeg toen ook naar de wensen en de financiële situatie van [eiser sub 1] c.s.. Zo is met de adviseur gesproken over het inkomen, het spaargeld en de gezinssituatie van [eiser sub 1] c.s. Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [eiser sub 1] c.s. om een aanvulling te sparen op zijn pensioen. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was dit doel te bereiken en dat hij hier een geschikt product voor wist. De adviseur adviseerde [eiser sub 1] c.s. om twee producten van Bank Labouchere af te sluiten, namelijk twee AEX Plus Effecten, met maandelijkse betalingen van ongeveer NLG 100,00 per product.
[eiser sub 1] c.s. kon deze betalingen voldoen uit zijn inkomen. De totaal NLG 200,00 aan maandelijkse termijnen was gebaseerd op wat [eiser sub 1] c.s. financieel gezien beschikbaar had voor de producten. [eiser sub 1] c.s. had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Om deze reden heeft [eiser sub 1] c.s. het advies van de adviseur opgevolgd. De aanvraag voor de AEX Plus Effect producten is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomsten zijn tijdens een opvolgend huisbezoek ondertekend.
4.8.
[eiser sub 1] c.s. heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, voor zover van belang, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- kopieën van de overeenkomsten van [eiser sub 1] c.s. met contractnummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] , voorzien van de tekst: ‘Adviseur:
ATP [nummer] - [onderneming] B.V.’,
- een kopie van een uittreksel van de KvK van 10 juli 2017 met als beschrijving van de werkzaamheden ‘het verstrekken van adviezen op het gebied van oudedagsvoorziening; arbeidsongeschiktheidsvoorziening en financial planning’,
- screenshots van de website van [onderneming] van 2 februari 2001 met onder meer de volgende teksten:
‘Voor alle geldzaken heeft de [onderneming] [.] specialisten in huis. Of het nu gaat om verzekeren, sparen, beleggen, hypotheken of een langetermijnplanning: wij zijn op de hoogte en wij adviseren u. Persoonlijk en deskundig.’
Wat is een pensioenvoorziening precies?
Nu. Voor later
Tegenwoordig is een goede oudedagsvoorziening geen vanzelfsprekendheid meer. Iedereen die er na zijn pensioen nog goed van wil leven, moet daarvoor zélf voorzieningen treffen. De vraag is welke polis het beste aansluit bij uw persoonlijke situatie en wensen. Uw adviseur van [onderneming] is op de hoogte van uw persoonlijke situatie. Hij is de aangewezen persoon om uw financiële toekomstverwachtingen tegen het licht te houden.’
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser sub 1] c.s. voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser sub 1] c.s. geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser sub 1] c.s. en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser sub 1] c.s. geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser sub 1] c.s. stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser sub 1] c.s. toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser sub 1] c.s., had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eiser sub 1] c.s., actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser sub 1] c.s. kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser sub 1] c.s. door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser sub 1] c.s. de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser sub 1] c.s. omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser sub 1] c.s.4.12. De door [eiser sub 1] c.s. gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser sub 1] c.s. heeft gehandeld door [eiser sub 1] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [eiser sub 1] c.s. tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat en dat Dexia de daaruit ontstane schade dient te vergoeden,
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiser sub 1] c.s. geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser sub 1] c.s. niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[eiser sub 1] c.s. heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 6.756,10. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser sub 1] c.s. aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
incidentele vordering [eiser sub 1] c.s.
4.15.
[eiser sub 1] c.s. vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulieren. Uit het voorgaande volgt dat [eiser sub 1] c.s. in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd
de incidentele vordering van Dexia
4.16.
Dexia vordert dat [eiser sub 1] c.s. wordt veroordeeld het intakeformulier van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 843a lid 1 Rv. voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:
- degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben,
- het moet gaan om bepaalde bescheiden,
- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
4.17.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [eiser sub 1] c.s. als cliënt(e) van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiser sub 1] c.s., althans haar zijn gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eiser sub 1] c.s. destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.18.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
4.19.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.20.
Omdat [eiser sub 1] c.s. inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. gevallen.
Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
De proceskosten van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97.
4.21.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident tot afgifte van de aanvraagformulieren
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten,
in het incident tot afgifte van het intakeformulier
5.3.
wijst de vordering van Dexia af,
5.4.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiser sub 1] c.s., tot op heden begroot op € 82,00,
in conventie
5.5.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser sub 1] c.s. heeft gehandeld door [eiser sub 1] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [eiser sub 1] c.s. tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.6.
verklaart voor recht dat [eiser sub 1] c.s. schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
5.7.
veroordeelt Dexia om aan [eiser sub 1] c.s. te betalen een bedrag van € 6.756,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.8.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.9.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.10.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.12.
wijst de vorderingen af,
5.13.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
typ:
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.