Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
(hierna: [onderneming 1] ),
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3] B.V.,
4.
[gedaagde sub 4] B.V.,
1.De procedure
2.De kern
3.De beoordeling
9 januari 2021) dus niet aan zijn administratieplicht voldaan.
24 januari 2024 heeft de curator die vordering vervolgens beperkt tot de schulden die zijn ontstaan in de periode 14 september 2018 tot en met 9 februari 2021 en een voorschot gevorderd van € 150.824,30. De eiswijziging van 25 juni 2024 komt erop neer dat weer het gehele boedeltekort wordt gevorderd, zoals in de oorspronkelijke eis, maar nu met een voorschot van € 150.824,30. Van strijd met de goede procesorde is dus geen sprake. Het bezwaar tegen de eiswijziging wordt daarom afgewezen.
14 september 2018 een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, heeft [gedaagde sub 2] een schriftelijke overeenkomst overgelegd met de naam
“Overeenkomst reconstructie administratie [gedaagde sub 1] , [onderneming 2] B.V., [onderneming 1] B.V. en [onderneming 3] ”. [27] Onderaan de overeenkomst staat dat deze is getekend op 14 september 2018. Volgens de curator klopt die datum niet. Hij verwijst daarvoor naar e-mailcorrespondentie tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van oktober en november 2021 [28] , kort nadat de curator [gedaagde sub 2] aansprakelijk had gesteld. Daarin mailt [gedaagde sub 1] een concept vaststellingsovereenkomst aan [gedaagde sub 2] , die [gedaagde sub 2] vervolgens aangepast retourneert. De definitieve versie is gedateerd op 14 september 2018. [29] Die overeenkomst luidt hetzelfde als de overeenkomst die [gedaagde sub 2] heeft overgelegd, alleen staat er
“Vaststellingsovereenkomst [gedaagde sub 1] , [onderneming 2] B.V., [onderneming 1] B.V. en [onderneming 3] ”boven. Als [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] daadwerkelijk op 14 september 2018 de door [gedaagde sub 2] overgelegde overeenkomst hadden ondertekend, was het niet nodig geweest om eind 2021 een vaststellingsovereenkomst met eenzelfde inhoud op te maken. [gedaagde sub 2] heeft hiervoor ook geen verklaring gegeven. De rechtbank gaat er daarom met de curator van uit dat de door [gedaagde sub 2] overgelegde overeenkomst is geantedateerd. Dat wil echter niet zeggen dat er geen sprake was van een opdracht van [onderneming 1] aan [gedaagde sub 2] . De opdracht kan immers ook mondeling zijn gegeven. Bovendien heeft de curator niet weersproken dat [gedaagde sub 1] op 14 september 2018 (mede) namens [onderneming 1] de algemene voorwaarden van [onderneming 3] heeft ondertekend. [30] Zonder overeenkomst van opdracht zijn die algemene voorwaarden nutteloos. De rechtbank stelt daarom vast dat [onderneming 1] aan [gedaagde sub 2] opdracht heeft gegeven om de administratie over 2010 tot en met 2017 te reconstrueren en correcte belastingaangiften over die jaren te verzorgen.
“Vandaag jij TVL TVL vanaf12 uur. gegevens heb je, fluitje van cent … Dinsdag geld op rekening. (…) AJB TVL TVL vanmiddag deur uit ....”. [31] De curator is niet op deze e-mail ingegaan. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [gedaagde sub 2] bij de aanvraag van TVL in hoedanigheid van opdrachtnemer van [onderneming 1] heeft gehandeld.
€ 77.000,- ontvangen. De curator heeft de betalingen tot een bedrag van € 69.500,- buitengerechtelijk vernietigd op grond van artikel 42 Fw. [42] Gelet op het navolgende is ook deze vernietiging terecht.