In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2015, met nummer 15/00217. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die betrekking had op de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2009, alsook op de daarbij gegeven boetebeschikking en de beschikking inzake heffingsrente. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop [X] B.V. een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel dat door [X] B.V. is voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016 door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.