ECLI:NL:RBMNE:2024:6658
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en eigen aankoopcijfer
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 13 november 2024, is het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [woonplaats] aan de orde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. van der Weide, betwist de handhaving van de WOZ-waarde van € 235.000,- voor het belastingjaar 2023, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op basis van een taxatiematrix en andere vergelijkbare woningen, maar eiser stelt dat de waarde te hoog is en bepleit een lagere waarde van € 225.000,- op basis van zijn eigen aankoopcijfer van € 224.000,-, dat hij op 30 december 2022 heeft betaald.
De rechtbank heeft de zaak op 2 oktober 2024 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar zijn standpunt verdedigde met een verweerschrift en een taxatiematrix. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat het eigen aankoopcijfer van eiser, dat kort na de waardepeildatum tot stand is gekomen, als maatgevend moet worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de stelling dat het aankoopcijfer niet representatief zou zijn voor de waarde in het economisch verkeer.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en stelt de WOZ-waarde vast op het door eiser bepleite bedrag van € 225.000,-. Tevens heeft eiser recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door de rechtbank zijn berekend op € 1.499,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.