In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had de WOZ-waarde vastgesteld op € 167.000, gebruikmakend van de vergelijkingsmethode. Belanghebbende, de eigenaar van de woning, was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde herleid moest worden uit de aankoopprijs van € 117.500, die in 2017 was betaald. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2022 werd duidelijk dat de heffingsambtenaar de waarde had bepaald op basis van de veranderde marktomstandigheden en de aanpassingen aan de woning, waaronder een dakkapel die in 2018 was geplaatst. Belanghebbende betoogde dat de aankoopprijs, gecorrigeerd voor waardeveranderingen, een betere indicatie van de WOZ-waarde zou zijn. Het hof oordeelde echter dat de heffingsambtenaar terecht de vergelijkingsmethode had toegepast, omdat de marktomstandigheden sinds de aankoop aanzienlijk waren veranderd en belanghebbende geen medewerking had verleend aan een inpandige opname van de woning.
Het hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste manier had vastgesteld en dat er onvoldoende bewijs was om de aankoopprijs als basis voor de waardebepaling te gebruiken. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De kosten voor het griffierecht werden niet vergoed, en er waren geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten.