Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 maart 2024, tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 843a Rv;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2. De feiten
3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in de incidenten
4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in de incidenten
Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door Contractant in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
Contractant had reeds een adviesrelatie met [tussenpersoon] lopen. [tussenpersoon] was destijds de verzekeringsagent van Contractant. De financieel adviseur [tussenpersoon] had Contractant telefonisch benaderd om een adviesgesprek in te plannen om een spaarproduct te bespreken. Vervolgens is er een adviesgesprek bij Contractant thuis ingepland. De adviseur is meerdere keren bij Contractant op huisbezoek geweest. Zowel Contractant als [eiseres] waren aanwezig bij de gesprekken met de adviseur. Tijdens het gesprek informeerde de adviseur naar de financiële situatie en de wensen van Contractant. In het gesprek is de woonsituatie, de gezinssituatie en de erfenis van Contractant besproken. Als wens op financieel gebied gaf Contractant aan dat hij graag zijn bijkeuken zou willen verbouwen en een nieuwe auto zou willen kopen. De adviseur gaf aan dat hij het geschikte product had voor Contractant om zijn doelstellingen mee te bereiken en adviseerde hem om een Capital Effect overeenkomst bij Bank Labouchere af te sluiten met vooruitbetaling van ongeveer NLG 12.000,-. De adviseur adviseerde om NLG 12.000, - vooruit te betalen omdat hij had vernomen dat Contractant een erfenis had verkregen waaruit een dusdanige vooruitbetaling kon worden gedaan. Volgens de adviseur was het Capital Effect een veilig product om een financiële reserve mee op te bouwen voor de realisatie van de doelstellingen van Contractant. De adviseur presenteerde het Capital Effect als 'spaarproduct'. De adviseur heeft Contractant op geen enkele wijze geïnformeerd over de specifieke risico's van het Capital Effect. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de vooruitbetaling de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. De adviseur gaf aan dat de aandelenfondsen veilige fondsen waren waar niks mee kon gebeuren. Als Contractant op deze risico's was gewezen had hij de onderhavige overeenkomst nooit afgesloten. Contractant had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten. Contractant vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft diens advies dan ook opgevolgd. De adviseur heeft de zorg gedragen voor het aanvraagformulier en de overeenkomst. De adviseur is langsgekomen bij Contractant voor de ondertekening van de overeenkomst en deze heeft de adviseur vervolgens weer meegenomen. De adviseur heeft ervoor gezorgd dat deze in goede orde bij de bank terecht zijn gekomen.
[adviesnummer] [tussenpersoon],
- een kopie van een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 15 juni 2021 van [tussenpersoon] , waarop onder ‘bedrijfsomschrijving’ ten tijde van het aangaan van de overeenkomst vermeld staat:
Bemiddeling in verzekeringen, hypotheken, financieringen, pensioenen, spaarregelingen.
€ 135,00