ECLI:NL:RBMNE:2024:5861
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Waardeloosverklaring van hypotheekrecht in kort geding met betrekking tot erfbelasting en hypothecaire lening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, die een woning heeft geërfd, verzocht de rechter om een verklaring dat een oud hypotheekrecht waardeloos is. Dit verzoek kwam voort uit de noodzaak om een hypothecaire lening af te sluiten voor de verbouwing van de geërfde woning, terwijl er nog een eerste hypotheekrecht op de woning stond ingeschreven. De eiser had de woning geërfd van zijn vader, die in 1962 een lening had afgesloten bij de gedaagde, die inmiddels was overleden. De eiser stelde dat de lening waarvoor het hypotheekrecht was verstrekt, al lang was afgelost, maar dat het hypotheekrecht nooit was doorgehaald in het kadaster.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2024, waarbij de eiser en zijn advocaat aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak gehoord. De eiser heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de lening is afgelost. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hypotheekrecht teniet was gegaan en dat de inschrijving waardeloos verklaard moest worden. De voorzieningenrechter wees erop dat de eiser een spoedeisend belang had, omdat hij erfbelasting moest betalen en al een aannemer had ingeschakeld voor de verbouwing.
De voorzieningenrechter verklaarde de hypothecaire inschrijving waardeloos en gaf aan dat het vonnis in kracht van gewijsde gaat, omdat de eiser afstand deed van zijn recht op hoger beroep. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het aantoont dat ook in gevallen waarin de gedaagde is overleden, een waardeloosverklaring kan worden toegewezen als de eiser kan aantonen dat het hypotheekrecht teniet is gegaan.