ECLI:NL:RBDHA:2023:18196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/09/654909 / HA ZA 23-899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring van hypotheek en waardeloosverklaring hypothecaire inschrijving na overlijden rechthebbende

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers op 15 maart 2023 de eigendom verworven van een woning. Hun primaire vordering was gericht op het vervallen verklaren van een hypotheekrecht dat in 1959 ten behoeve van gedaagde was gevestigd. Dit hypotheekrecht was tot zekerheid van een lening van fl. 9.000,00, verstrekt aan de heer [naam]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgenamen van gedaagde geen nieuwe inschrijving hebben genomen en dat gedaagde vermoedelijk is overleden. Hierdoor kan gedaagde niet meer verklaren dat de hypotheek is vervallen, wat de primaire vordering zinloos maakt. De rechtbank heeft daarom de primaire vordering afgewezen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de subsidiaire vordering, gebaseerd op artikel 3:29 BW, wel toewijsbaar is. Dit artikel stelt dat de rechtbank de hypothecaire inschrijving waardeloos kan verklaren bij het uitblijven van de vereiste verklaring. Aangezien eisers op de juiste wijze gedaagde hebben gedagvaard, heeft de rechtbank de subsidiaire vordering toegewezen. Tevens is er een bevel gegeven om het vonnis openbaar te betekenen, zodat eventuele erfgenamen van gedaagde op de hoogte kunnen worden gesteld van de uitspraak. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien eisers hier geen verzoek toe hebben gedaan.

Het vonnis is op 22 november 2023 uitgesproken door mr. C.J.-A. Seinen en betreft de waardeloosverklaring van de hypothecaire inschrijving op het onroerend goed, gelegen aan [adres] in [plaats].

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/ 654909 / HA ZA 23-899
Vonnis van 22 november 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] te [woonplaats] ,2. [eiser 2] te [woonplaats] ,

eisers,
advocaat: mr. M.P.C. van Essen te Bodegraven,
tegen
[gedaagde],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juli 2023, tegen de eerste rolzitting van 11 oktober 2023, met producties 1 en 2;
  • het ter rolzitting van 18 oktober 2023 tegen gedaagde verleende verstek.
  • het e-mailbericht van de rechtbank van 30 oktober 2023, waarin eisers op de voet van artikel 22 jo. 111 lid 2 sub d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om een nadere toelichting is gevraagd;
  • het e-mailbericht van eisers van 13 november 2023, met bijlage.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de ingestelde vorderingen en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 Rv, kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Eisers zijn op 15 maart 2023 eigenaar geworden van de woning gelegen aan de [adres] in [plaats] . Hun primaire vordering strekt ertoe dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:274 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het in 1959 ten behoeve van gedaagde gevestigde hypotheekrecht op deze woning vervallen wordt verklaard en vervolgens in de openbare registers wordt doorgehaald. Dit hypotheekrecht diende tot zekerheid van terugbetaling van de door gedaagde aan de heer [naam] verstrekte lening van fl. 9.000,00. Die lening was volgens het overgelegde borderel van de hypothecaire inschrijving te allen tijde drie maanden na schriftelijke kennisgeving opeisbaar en aflosbaar.
2.3.
De zaak betreft een zekerheid van een geldlening die ruim 60 jaar geleden is afgesloten. De erfgenamen hebben geen nieuwe inschrijving genomen. Net als eisers acht de rechtbank het aannemelijk dat het hypotheekrecht teniet is gegaan.
De primaire vordering zal echter worden afgewezen. Zoals eisers zelf onderkennen, kan met een grote mate van zekerheid worden aangenomen dat gedaagde inmiddels is overleden. Zij zal dus zelf niet meer kunnen verklaren dat de hypotheek is vervallen, zodat een veroordeling daartoe zinloos is. Daarmee verschilt deze zaak met de door eisers in hun dagvaarding genoemde zaak waarin de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland op 26 mei 2023 vonnis heeft gewezen. [1] In die zaak lag de vraag voor of de erfgenamen van de inmiddels overleden schuldeiser een verklaring als bedoeld in artikel 3:274 lid 1 BW moesten afgeven. Daarbij speelde een rol dat van deze (openbaar opgeroepen) erfgenamen alleen een achternaam en voorletter bekend was en dat het om die reden maar zeer de vraag was of bij een veroordeling daadwerkelijk een verklaring van hen zou kunnen worden verkregen. In die situatie was het afleggen van de verzochte verklaring echter (feitelijk) niet onmogelijk.
2.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval de route van artikel 3:29 BW (dat op grond van artikel 3:274 lid 3 BW ook kan worden toegepast op hypothecaire inschrijvingen) moet worden gevolgd. Dit artikel hebben eisers ten grondslag gelegd aan hun subsidiaire vordering en bepaalt dat bij het uitblijven van de vereiste verklaring de rechtbank de hypothecaire inschrijving waardeloos kan verklaren.
Omdat eisers op grond van lid 1 van artikel 3:29 BW konden volstaan met het dagvaarden van gedaagde als degene die is ingeschreven in de registers, zij dat op de juiste wijze hebben gedaan en er geen aanknopingspunten zijn voor nader onderzoek naar niet-ingeschreven rechtverkrijgenden, zal de rechtbank de subsidiaire vordering toewijzen.
2.5.
Wel zal de rechtbank eisers bevelen om het vonnis openbaar te betekenen, om ook de laatste mogelijkheid te benutten dat eventuele erfgenamen van gedaagde daarvan kennis kunnen nemen.
2.6.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook als gedaagde daadwerkelijk is overleden het vonnis, gelet op het bepaalde in lid 3 van artikel 3:29 BW, in kracht van gewijsde kan gaan.
2.7.
Eisers hebben geen proceskostenveroordeling gevorderd en de rechtbank ziet daar ook ambtshalve geen aanleiding voor. De rechtbank zal daarom in de beslissing alleen de waardeloosverklaring en het bevel tot openbare betekening opnemen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart de hypothecaire inschrijving ten behoeve van gedaagde op het onroerend goed aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , kadastraal bekend [plaats] [nummer] , waardeloos in de zin van artikel 3:29 BW;
3.2.
beveelt eisers dit vonnis binnen een week na heden openbaar te betekenen,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.
Type: 2341

Voetnoten

1.Rb Gelderland 26 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:3026.