In deze zaak hebben eisers, bestaande uit drie personen, een kort geding aangespannen om een verklaring van waardeloosheid te verkrijgen voor een hypothecaire inschrijving op hun woning. Eisers willen een hypotheekrecht vestigen op hun woning om geld te lenen aan hun dochter, maar de bank heeft geweigerd de hypothecaire lening te verstrekken omdat er nog een eerste hypotheekrecht op de woning rust. Dit eerste hypotheekrecht was verstrekt aan een besloten vennootschap, die inmiddels is ontbonden. De eisers hebben de verklaring van waardeloosheid nodig om de financiering van de woning van hun dochter rond te krijgen, aangezien zij anders een contractuele boete van € 30.000,- riskeren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vennootschap, aan wie het hypotheekrecht was verstrekt, op 30 november 2012 is ontbonden en dat er op dat moment geen baten meer waren. Hierdoor is het niet mogelijk om een verklaring van waardeloosheid te vragen aan een entiteit die niet meer bestaat. De rechtbank heeft de eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tegen de ontbonden vennootschap, maar heeft hen wel als onmiddellijk belanghebbenden aangemerkt. Dit betekent dat zij alsnog de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos kunnen laten verklaren.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de hypothecaire lening in 2010 is afgelost en dat het hypotheekrecht daarmee teniet is gegaan. De inschrijving van het hypotheekrecht is daarom waardeloos verklaard. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan omdat de eisers hebben afgezien van hun recht op hoger beroep. De proceskosten zijn voor rekening van eiser 1, aangezien de procedure voortkwam uit een fout van zijn financieel adviseur. Het totaalbedrag van de proceskosten is begroot op € 1.273,33.