Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de Stichting Gebouw Hebron Amsterdam. De Stichting vorderde de waardeloosverklaring van een in 1924 gevestigd recht van hypotheek, dat was aangegaan ter zekerheid van een obligatielening. De obligatielening, die in 1924 was uitgegeven, moest in 1949 worden afgelost, maar er zijn geen aanwijzingen dat dit daadwerkelijk is gebeurd. De hypotheek was gevestigd op een perceel grond dat in eigendom was van de Stichting. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juli 2022 was de penningmeester van de Stichting en haar advocaat aanwezig, terwijl de gedaagden niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, waaronder de trustee van de obligatiehouders, naar alle waarschijnlijkheid zijn overleden en dat de vereniging die de hypotheek had gevestigd, niet meer bestaat. Hierdoor was er geen rechtens te respecteren belang bij handhaving van de hypothecaire inschrijving. De rechtbank heeft op basis van artikel 3:28 en 3:29 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de hypothecaire inschrijving waardeloos is geworden. De vordering van de Stichting werd niet onrechtmatig of ongegrond geacht, en de rechtbank verleende verstek tegen de niet verschenen gedaagden. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het pas kan worden ingeschreven nadat het in kracht van gewijsde is gegaan.