Wat vindt de rechtbank?
Ten aanzien van de winstgegevens en de maandelijkse bijtelling bedrijfsbus
4. De rechtbank overweegt dat wat onder inkomen wordt verstaan, is vastgelegd in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten. Op grond van artikel 3:2, eerste lid, onder d, van dat besluit is dat onder meer de belastbare winst uit onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank overweegt verder dat de fiscale gegevens van de Belastingdienst leidend zijn. Het is vaste rechtspraakvan de CRvB dat bij de beantwoording van de vraag of een zelfstandige in zijn bedrijf arbeid heeft verricht en daaruit inkomen uit arbeid heeft verworven, in beginsel doorslaggevende betekenis toekomt aan de in het kader van de fiscale wetgeving door de verzekerde gemaakte – en gehonoreerde – keuze. Omdat de fiscale keuze aldus in beginsel leidend is, is niet relevant hoe de achterliggende feitelijke situatie in het bedrijf is. Dat het bedrijf van eiseres vooral bedoeld is om haar gezondheid te verbeteren is daarom niet relevant voor de beoordeling wat voor inkomsten zij uit het bedrijf geniet.
5. Eiseres voert aan dat het Uwv de fiscale bijtelling voor haar bedrijfsbus niet mee had mogen rekenen, maar daar is de rechtbank het niet mee eens. In verband met de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip (WUL) met ingang van 1 januari 2013, heeft het Uwv de bijtelling wegens privégebruik van het voertuig van eiseres terecht betrokken bij de berekening van het loon. Het Uwv is verplicht uitvoering te geven aan de bepalingen van de WUL. Eiseres wijst erop dat zij geen echte winst heeft gehad uit haar bedrijf, maar waar het in haar geval op neerkomt is dat zij vanwege de bijtelling fiscaal gezien wel winst maakt. De gedachte daarachter is dat eiseres privé gebruik heeft gemaakt van haar bedrijfsbus, iets waar ze anders voor zou moeten betalen.
6. De wetgever heeft bij het invoeren van de WUL bewust ervoor gekozen om de bijtelling voor een auto mee te laten wegen bij het inkomen en daarbij ook mogelijk negatieve effecten van de WUL voorzien.De rechtbank is in dat geval niet bevoegd de wet te toetsen aan algemene rechtsbeginselen.Het Uwv heeft daarom terecht het voordeel wat eiseres heeft gehad bij het privégebruik van de bedrijfswagen meegeteld bij haar inkomen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Ten aanzien van de dringende reden
7. Eiseres heeft een beroep gedaan op artikel 20, vijfde lid, van de Toeslagenwet. Op grond van die bepaling kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
8. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Door te bepalen dat het Uwv geheel of gedeeltelijk van herziening en terugvordering kan afzien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, heeft de wetgever het Uwv een discretionaire bevoegdheid gegeven. Bij de gebruikmaking daarvan moet het Uwv een belangenafweging maken. Tot 18 april 2024 was het vaste rechtspraak van de CRvB dat dringende redenen slechts gelegen kunnen zijn in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene.
9. De CRvB heeft op 18 april 2024 echter een uitspraak gedaan, waarin de CRvB de dringende reden voortaan ruimer uitlegt en ziet als een open norm.Daarbinnen moet het bestuursorgaan een belangenafweging maken die een toets aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel kan doorstaan. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moet verder niet alleen rekening worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar onder meer ook met de oorzaak daarvan. Daarbij dienen alle relevante feiten en omstandigheden te worden betrokken, waaronder de vraag wat het eigen aandeel van het Uwv is in de redenen voor herziening en/of terugvordering. Van belang is ook het eigen aandeel van de betrokkene in de ontstane situatie: is sprake van een bewuste schending van de inlichtingenplicht, een onoplettendheid, of een situatie waarin een betrokkene geen verwijt kan worden gemaakt, maar hij wel heeft moeten begrijpen dat hij teveel aan uitkering ontving.
10. De te wegen belangen zijn enerzijds het belang van de overheid bij een juiste vaststelling van het recht op uitkering en terugbetaling van hetgeen te veel is ontvangen en anderzijds het belang van een betrokkene dat hij door een dergelijk belastend overheidsbesluit niet onevenredig wordt geraakt.
11. De CRvB heeft deze uitspraak gedaan in een Wajong-zaak, maar de rechtbank ziet geen reden deze uitgangspunten niet ook van toepassing te achten in onderhavige zaak, waar het gaat om een terugvordering op grond van de Toeslagenwet, omdat daarvoor net zo goed het systeem van de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid (Wet BMTI) en de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 van toepassing zijn.
12. Eiseres heeft in dat kader aangevoerd dat zij eerder een bericht van het Uwv heeft ontvangen dat haar WAO-uitkering over 2022 niet zal wijzigen. Zij dacht daarom dat er niets aan haar inkomenssituatie zou veranderen. Er is volgens haar geen sprake van een eigen aandeel van eiseres in de ontstane situatie. Eiseres wordt in haar bestaanszekerheid en vrijheid bedreigt, omdat zij het teruggevorderde bedrag alleen kan betalen door haar bedrijfsbus te verkopen. Als zij dit moet doen raakt zij echter in een isolement. Dit heeft voor eiseres ernstige sociale en financiële gevolgen.
13. Het Uwv heeft in het bestreden besluit enkel overwogen dat er geen sprake is van een dringende reden, omdat de situatie van eiseres vergelijkbaar zou zijn met die van anderen bij wie te veel toeslag is uitbetaald. Deze motivering schiet naar het oordeel van de rechtbank tekort. Het Uwv had de concrete situatie van eiseres moeten beoordelen, maar komt niet verder dan een algemene opmerking dat anderen in eenzelfde situatie zouden zitten. Dit zegt echter nog niets over de vraag of de concrete omstandigheden die zij aanvoert een dringende reden vormen om geheel of gedeeltelijk af te zien van de terugvordering. Het bestreden besluit zal daarom vernietigd worden omdat er een motiveringsgebrek aan kleeft. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten kunnen worden. In beroep heeft het Uwv namelijk een nadere reactie gegeven met een nieuwe onderbouwing waarom er geen sprake zou zijn van een dringende reden.
14. In de nadere reactie stelt het Uwv zich op het standpunt dat eiseres op voorschotbasis een WAO-uitkering en een toeslag ontvangt en dat zij daarmee op de hoogte was dat de uitkeringen pas definitief zouden worden vastgesteld zodra de inkomsten over het jaar 2022 bekend zijn. Het voorschot van de toeslag is daarbij te hoog vastgesteld. Er is dan ook geen sprake van een herziening van de toeslag, maar van het definitief vaststellen van deze toeslag. Het Uwv geeft verder aan dat de fiscale keuze ten aanzien van de fiscale bijtelling over het bedrijfsbusje voor eigen rekening van eiseres komt. Volgens het Uwv is er dan ook geen sprake van feiten en omstandigheden die aanleiding geven om geheel of gedeeltelijk af te zien van de terugvordering.
15. De rechtbank overweegt dat er in het geval van eiseres geen sprake is van dringende redenen om van de terugvordering af te zien. De rechtbank neemt hierbij ten eerste in overweging dat het in het geval van eiseres niet gaat om een herziening van haar toeslag, maar om een definitieve vaststelling. Eiseres wist, of kon weten, dat de hoogte van haar toeslag nog niet vaststond. Het Uwv heeft weliswaar in het besluit van 31 augustus 2023 aan eiseres meegedeeld dat haar WAO-uitkering over 2022 niet zal wijzigen, maar het gaat nu over de hoogte van haar toeslag op grond van de Toeslagenwet en niet over haar WAO-uitkering. Dat er nu wordt teruggevorderd komt dus niet door een fout van het Uwv. De reden waarom nu wordt teruggevorderd is het gevolg van een fiscale keuze die eiseres heeft gemaakt. Daarmee wil de rechtbank overigens niet zeggen dat het
de schuldvan eiseres zelf is. Het is simpelweg het gevolg van die fiscale keuze.
16. Gelet op de hiervoor geschetste oorzaak van de terugvordering is er onder de nieuwe lijn van de CRvB minder ruimte om een dringende reden aan te nemen. Ook in de overige door eiseres aangevoerde omstandigheden ziet de rechtbank geen reden om een dringende reden aan te nemen. Eiseres voert aan dat zij ernstige sociale en financiële gevolgen zal ondervinden van de terugvordering omdat zij de terugvordering enkel kan voldoen door haar bedrijfsbus te verkopen. Eiseres heeft dit standpunt echter niet (met stukken) onderbouwd. Zonder nadere onderbouwing kan de rechtbank deze stelling niet volgen. De rechtbank overweegt in dat kader dat er mogelijkheden bestaan om met het Uwv een betalingsregeling te treffen. Daarnaast heeft eiseres bij de invordering bescherming van de beslagvrije voet, waardoor de financiële gevolgen van de terugvordering ook beperkt worden. Alles bij elkaar is de rechtbank met het Uwv van oordeel dat er geen dringende reden is om af te zien van de terugvordering.
17. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv terecht bepaald dat eiseres in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 te veel toeslag heeft ontvangen en heeft het Uwv daarom terecht het te veel betaalde bedrag van € 1.201,78 van eiseres teruggevorderd. Het Uwv heeft in het bestreden besluit echter onvoldoende gemotiveerd waarom er geen dringende reden was om af te zien van de terugvordering. Het besluit wordt daarom vernietigd, maar de rechtsgevolgen worden in stand gelaten, omdat het Uwv in beroep wél een toereikende motivering heeft gegeven. De terugvordering blijft daarom wel in stand.
18. Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en krijgt zij een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert een punt op (één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 875,- voor rechtsbijstand.