ECLI:NL:CRVB:2016:916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijtelling privégebruik auto en WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant ontvangt sinds 25 oktober 2004 een WAO-uitkering, maar heeft daarnaast werkzaamheden verricht als servicetechnicus. Met de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip (WUL) per 1 januari 2013 heeft het Uwv de bijtelling voor privégebruik van een auto betrokken bij de berekening van de WAO-uitkering. Dit leidde tot een verlaging van de uitkering naar € 0,- per maand en een terugvordering van € 270,35. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht handelde, omdat de wetgever geen overgangsrecht heeft opgenomen en de negatieve effecten van de wet heeft voorzien. Appellant stelde dat de wijziging van het loonbegrip een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn eigendomsrecht vormde, maar de Raad oordeelde dat er geen sprake was van een onevenredige last. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de vaststelling van het maatmaninkomen niet wijzigt door de invoering van de WUL. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden.