Uitspraak
gedaagde partij,
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 oktober 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte (voorwaardelijke) wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek.
2. De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gedaagde] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
[gedaagde] is destijds door een financieel adviseur van [onderneming] , [A] (hierna: de adviseur), benaderd. De echtgenoot van [gedaagde] was overleden, en dit
- een kopie van het aanvraagformulier van 10 juli 2000 op naam van [gedaagde] , betreffende het Capital Effect product met een vooruitbetaling van NLG 40.800,-, waarop handgeschreven de gegevens van [gedaagde] zijn ingevuld, onder vermelding van ‘ [A] ’ bij ‘Adviseur’, voorzien van het adviseursnummer:
[adviesnummer], ondertekend in [plaats] ,
[adviesnummer] - [onderneming],
[adviesnummer],
- een kopie van de overeenkomst van 1 december 2000 met contractnummer [contractnummer 3] op naam van [gedaagde] , eveneens genaamd ‘Capital Effect Vooruitbetaling’, voorzien van het adviseursnummer:
[adviesnummer] - [onderneming],
Het adviseren en bemiddelen op het gebied van hypotheken, verzekeringen en pensioenen,
[A],
- een kopie van een algemene brochure omtrent het Capital Effect product, voorzien van prognosevoorbeeld.
[gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek nog stellingen ingenomen omtrent het genoten fiscale voordeel in de vorm van aftrekbare rente en heeft daarbij gewezen op de bij conclusie van antwoord overgelegde bewijsstukken in het kader van de vraag of sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last. Dexia heeft op die stellingen niet meer kunnen reageren. De kantonrechter ziet geen aanleiding daar alsnog toe over te gaan, omdat partijen aan de hand van de aanwezige stukken zelf het behaalde fiscaal voordeel kunnen berekenen.
In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00Totaal € 677,00.