In deze zaak gaat het om de herziening van de WIA-uitkering van eiseres, die sinds 1999 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres werd geconfronteerd met een terugvordering van € 36.512,19 en een boete van € 5.466,67 door het Uwv, na de ontdekking van een hennepkwekerij in haar woning op 9 februari 2021. Het Uwv stelde dat eiseres in de periode van 1 december 2017 tot en met 9 februari 2021 inkomsten uit hennepteelt had genoten, wat leidde tot een verlaging van haar WAO-uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat resulteerde in een rechtszaak.
De rechtbank heeft de zaak op 22 september 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de inkomsten uit hennepteelt. Cruciaal was de uitspraak van de strafrechter, die het bewijs van de politie als onrechtmatig had uitgesloten vanwege een onrechtmatige binnentreding in de woning van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de bevindingen van het Uwv, die voortvloeiden uit dit onrechtmatige bewijs, niet gebruikt konden worden om de terugvordering en boete te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en de primaire besluiten herroepen. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en haar proceskosten, die in totaal € 2.868,- bedragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.