In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een onrechtmatig huisbezoek dat is uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) bij appellanten, die sinds 1 december 2000 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) ontvingen. De Svb had in 2016 een onderzoek ingesteld naar het verblijf en vermogen van appellanten in het buitenland, wat leidde tot een huisbezoek op 8 augustus 2016. Tijdens dit huisbezoek werd een Verklaring omtrent huisbezoek ingevuld, maar de Raad oordeelde dat er geen ondubbelzinnig verkregen informed consent was, omdat appellanten niet correct waren geïnformeerd over de gevolgen van een weigering van het huisbezoek.
De Raad concludeerde dat het huisbezoek onrechtmatig was en dat de onderzoeksresultaten die daaruit voortkwamen, evenals de gegevens verkregen uit het vermogensonderzoek in Turkije, als verboden vruchten moesten worden uitgesloten van de besluitvorming. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak vernietigd werd. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de Svb, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand op basis van andere door appellanten overgelegde gegevens. De Raad oordeelde dat de Svb in redelijkheid de AIO-aanvulling kon intrekken en de kosten van de AIO-aanvulling kon terugvorderen, omdat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden. Tevens werd de Svb veroordeeld in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 2.100,-.