RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
[eiseres], eiseres (tezamen eisers)
(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal(verweerder)
(gemachtigde: N.V. Volchenko).
Inleiding
1. Eisers hebben vanaf 26 november 1998 een bijstandsuitkeringontvangen van verweerder, om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
2. Op enig moment is bij verweerder twijfel ontstaan over het recht op bijstand van eisers, omdat zij volgens verweerder niet hebben gemeld dat zij vermogen hebben.
3. Verweerder heeft met het primaire besluit van 29 november 2021het recht op bijstand per 31 juli 2008 ingetrokken.Ook heeft verweerder de verleende bijstand over de periode van 31 juli 2008 tot en met 30 september 2021 teruggevorderdtot een bedrag van € 236.765,20.
4. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder advies gevraagd aan de bezwaarschriftenadviescommissie (de bac). Deze heeft op 23 mei 2022 een verslag uitgebracht, waarin verweerder wordt geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
5. In navolging van het advies van de bac heeft verweerder, met het bestreden besluit van 8 juni 2022, het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder verwijst voor de motivering naar dit advies en vult het gedeeltelijk aan.
6. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 6 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen, eisers zelf waren niet aanwezig.
Essentie van het bestreden besluit en advies van de bac
7. Verweerder heeft het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Volgens verweerder hebben eisers de inlichtingenplichtgeschonden. Voor het recht op bijstand geldt namelijk een vermogensgrens en eisers moeten uit zichzelf informatie geven over het vermogen dat zij hebben. Uit onderzoek blijkt dat eisers tijdens de bijstandsperiode vermogen - onder meer bestaande uit onroerend goed – hadden. Zij hebben dit niet gemeld aan verweerder. Ook hebben zij de verkoop van het onroerend goed niet (volledig) hebben gemeld.
8. Het gaat in deze zaak om onroerende goederen in het buitenland en een bankrekening in het buitenland.
Eisers hebben niet gemeld dat zij een Turkse bankrekening hadden. Op die bankrekening zou € 5000,- zijn gestort. Eisers hebben hierover geen duidelijkheid gegeven en zij hebben geen bankafschriften overgelegd. Eisers hebben in ieder geval op 22 september 2021 over een bankrekening in Turkije beschikt.
Ook blijkt uit onderzoek van het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) dat eisers het bezit van onroerend goed in Turkije niet hebben gemeld. Eisers zijn sinds 1988 in het bezit van drie percelen landbouwgrond, waarvan de waarde is getaxeerd op € 5.253,-.
Daarnaast volgt uit dit onderzoek dat eisers in de periode van 31 juli 2008 tot 23 september 2013 in het bezit zijn geweest van 2/3 deel van een huis met tuin, waarvan de waarde op 23 september 2013 is getaxeerd op € 82.090,-.
Verder volgt uit dit onderzoek dat eisers in de periode van 10 juni 2009 tot 23 september 2013 in het bezit zijn geweest van bouwgrond, waarvan de waarde op 23 september 2013 is getaxeerd op € 82.090,-.
9. De getaxeerde waarde van het onroerend goed dat op 31 juli 2008 en op 10 juni 2009 op naam van eiser is gesteld overstijgt de waarde van het vrij te laten vermogen. Eisers hebben onvoldoende inzicht verschaft in de waarde(ontwikkeling). Sinds 23 september 2013 staan de onroerende goederen niet meer op naam van eisers. Op 23 september 2013 heeft de overdracht van de onroerende goederen plaatsgevonden. Eisers hebben het verkoopbedrag niet met bewijsstukken onderbouwd. Om deze reden kan het recht op bijstand ook na 23 september 2013 niet worden vastgesteld.