ECLI:NL:CRVB:2018:2911
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Toegestaan gebruik van in het buitenland verkregen bewijs in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, maar er werd onderzoek gedaan naar hun vermogen in Turkije. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten onroerende zaken in Turkije bezaten, wat hen het recht op bijstand ontzegt. De appellanten voerden aan dat het onderzoek onrechtmatig was, omdat het niet was uitgevoerd met toestemming van de Turkse autoriteiten. De Raad oordeelde echter dat het bewijs dat in Turkije was verkregen, rechtmatig was volgens Nederlands recht. De Raad stelde vast dat er geen verplichting bestond om het onderzoek aan de Turkse autoriteiten voor te leggen en dat het bewijs niet in strijd was met de regels van een eerlijk proces. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.