In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van de bestuurders van een onderneming voor een loonvordering van een werknemer. De eiseres, die als enige werknemer van de onderneming werkzaam was, vorderde schadevergoeding van de gedaagden, die als bestuurders betrokken waren bij de turboliquidatie van de onderneming. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden een persoonlijk ernstig verwijt te maken viel vanwege hun handelen tijdens de liquidatie, waarbij zij de belangen van de werknemer niet voldoende in acht hadden genomen. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden niet voldaan hadden aan hun verzwaarde betwistplicht en onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun verweer. Hierdoor werd aangenomen dat de gedaagden de situatie van betalingsonmacht bij de onderneming zelf hadden gecreëerd door hun handelswijze. De rechtbank kende de eiseres een schadevergoeding toe van € 20.997,52, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeelde de gedaagden tot betaling van de proceskosten. Tevens werd de gedaagden opgedragen om een correcte jaaropgave over 2021 aan de eiseres te verstrekken. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.