ECLI:NL:RBMNE:2023:2271
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 11 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 679.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, wat eiser te hoog vond en hij stelde dat de waarde niet hoger dan € 601.000,- kon zijn. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld na de ongegrondverklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar op 20 september 2022.
De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt. Eiser betwist de hoogte van de vastgestelde waarde en stelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen zijn woning en de referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de gebruikte referentiewoningen goed bruikbaar zijn voor de waardebepaling, omdat ze op belangrijke kenmerken zoals ligging, type, bouwjaar en oppervlakte vergelijkbaar zijn met de woning van eiser.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.