ECLI:NL:RBMNE:2023:1246

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
16/142964-22 (strafzaak)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar betrokkenheid bij harddrug gerelateerde feiten via versleutelde communicatie

In de strafzaak met parketnummer 16/142964-22, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2023, staat de verdachte terecht op verdenking van betrokkenheid bij diverse harddrug gerelateerde feiten, waaronder de export van amfetamine en de handel in cocaïne, MDMA, 2C-B en 4MMC. De verdenking is gebaseerd op communicatie via de versleutelde platforms EncroChat en SkyECC. Tijdens de zitting op 1 maart 2023 werden verschillende onderzoekswensen van de verdediging besproken, waaronder verzoeken om getuigen te horen en om toegang tot datasets van de versleutelde communicatie. De rechtbank heeft de onderzoekswensen beoordeeld aan de hand van het verdedigingsbelang en de geldende jurisprudentie, waarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel een belangrijke rol speelde. De rechtbank heeft besloten om de meeste onderzoekswensen af te wijzen, met uitzondering van een beperkte toewijzing om geïdentificeerde tegencontacten te horen. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd niet geschorst, gezien de ernstige bezwaren en het recidivegevaar. De zaak is aangehouden voor een pro forma behandeling op een later tijdstip.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/142964-22 (strafzaak)
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 1 en 15 maart 2023.
Tegenwoordig op 1 maart 2023 zijn:
mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L.L. Veendrick, rechters,
en mr. R.R.V. Joerawan, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt op 1 maart 2023 vertegenwoordigd door mr. B. Nitrauw, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
Verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter, gesteld ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van verdachte, te zijn:

[verdachte] ,

geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.
De
voorzittervermaant verdachte oplettend te zijn op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Met instemming van de officier van justitie en verdachte hervat de rechtbank het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 12 december 2022.
De
voorzitterdeelt mee dat, zoals de officier van justitie, de raadsman en verdachte tevoren bekend was, de strafzaak en de gelijktijdig maar niet gevoegd te behandelen ontnemingszaak niet inhoudelijk zullen worden behandeld, maar dat deze zitting het karakter zal hebben van een regiezitting, waarop slechts vorderingen van de officier van justitie en verzoeken van de verdediging zullen worden besproken.
De
voorzitterdeelt de korte inhoud van de recent toegevoegde stukken van het voorbereidend onderzoek mee en vermeldt dat de raadsman op 20 februari 2023 schriftelijk onderzoekswensen [1] heeft ingediend, waarop de officier van justitie op 22 februari 2023 schriftelijk heeft gereageerd [2] . De onderzoekswensen en de reactie van de officier van justitie zijn ook in de map ‘correspondentie’ gevoegd van het digitale dossier.
De
raadsmangeeft de volgende toelichting op zijn onderzoekswensen van 20 februari 2023:
Het klopt het niet dat de onderzoekswensen te laat zijn ingediend. Ik constateer dat de rechtbank reeds op de hoogte was van een deel van mijn onderzoekswensen die op pagina 9 tot en met 12 van mijn pleitnota stonden, die ik op de vorige zitting heb overhandigd en is gehecht aan het proces-verbaal van die terechtzitting. De onderzoekswensen die ik vandaag zal toelichten, betreffen een aanvulling hierop. Uit jurisprudentie is gebleken dat het verdedigingsbelang reeds aan de orde is als een zitting een regiekarakter heeft. Op basis van het voornoemde stel ik mij op het standpunt dat de rechtbank op basis van het verdedigingsbelang een beslissing dient te nemen op mijn onderzoekswensen.
Ten aanzien van mijn eerste onderzoekswens het volgende. Het dossier is uitsluitend gebaseerd op de EncroChat en SkyECC berichten. Als het bewijs enkel gebaseerd is op een selectie van die chats, kan hieraan geen context worden gegeven. [3] Op het moment dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat iemand de gebruiker is geweest van een account, dient er vrijspraak te volgen. Door het niet verstrekken van de gevraagde informatie onthoudt het Openbaar Ministerie de verdediging relevante stukken. Stukken kunnen bovendien niet worden meegenomen in het bewijs, indien zij geen onderdeel uitmaken van het dossier. Het Openbaar Ministerie beschikt over de datasets van deze zaak. Zonder dat de datasets worden verstrekt, resteert enkel de interpretatie en visie van het Openbaar Ministerie hieromtrent.
De
voorzittermerkt op dat de rechtbank inderdaad beschikt over de pleitnota van de raadsman die op de vorige terechtzitting van 12 december 2022 is overhandigd. Tevens deelt de voorzitter mee dat de raadsman destijds op verzoek van de rechtbank het onderdeel uit de pleitnota betreffende de onderzoekswensen niet had voorgedragen.
De
officier van justitiemerkt op dat de raadsman reeds beschikt over de datasets, omdat hij tweemaal aan de raadsman een link heeft verstrekt naar een Excel bestand met de meeste gesprekken.

De raadsman voert het woord als volgt verder:

Op basis van het beginsel van
equality of armsvind ik dat de volledige datasets (full collection of data) aan het dossier dienen te worden gevoegd. Ik wil graag dat de rechtbank en ik tevens beschikken over alle gesprekken van de desbetreffende accounts en de groepsgesprekken. In een zaak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) was de afwijzing van een onderzoekswens om getuigen te horen, vanwege het feit dat verdachte zich in die zaak beriep op zijn zwijgrecht, in strijd met het
nemo teneturbeginsel. [4] Ik acht de onderhavige zaak
mutatis mutandiseen soortgelijk geval. Het feit dat mijn cliënt ontkent dat hij de gebruiker is van bepaalde accounts, zou geen beletsel moeten vormen voor het toewijzen van mijn eerste onderzoekswens.
Ten aanzien van mijn tweede onderzoekswens het volgende. Ik wil graag weten welke zoeksleutels zijn gebruikt, die hebben geleid tot de verdenking van mijn cliënt. Tevens verzoek ik om de toestemmingsverklaring van de rechter-commissaris hiervoor.
Mijn derde onderzoekswens betreft het verzoek om de exacte tijdstippen waarop de gesprekken hebben plaatsgevonden. Deze zijn relevant voor de beantwoording van de vragen van artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Mijn vierde onderzoekswens heeft te maken met een rechtmatigheidscontrole. Het verstrekken van metadata is relevant, omdat mensen aan de hand hiervan wel of niet geïdentificeerd kunnen worden en locatiebepalingen kunnen plaatsvinden. Ik zou graag willen weten wat er precies tot een potentiële identificatie heeft geleid. In de metadata staan namelijk de adressant, het tijdstip en soms ook de locatie vermeld. Het klopt dus niet dat metadata te technisch zijn. Metadata zijn
plaintekst, die niet bij de berichten uit de datasets zitten.
Ten aanzien van mijn vijfde onderzoekswens het volgende. Uit de bijlage van de Joint Investigation overeenkomst (JIT) blijkt dat er meer Nederlandse dan Franse deelnemers betrokken waren. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat zij erbij waren toen de servers in beslag werden genomen in Frankrijk. De server was vervolgens meegenomen naar Nederland, waar het uiteindelijk gekraakt en uitgelezen is. Die datasets zijn daarna doorgestuurd naar Frankrijk. Er zou een Franse machtiging moeten zijn geweest voor het verlenen van bijstand aan de inbeslagname van de server. Echter is er alleen machtiging afgegeven voor het kopiëren en uitlezen van de servers. In paragraaf 9 van de JIT overeenkomst staat een belangrijke passage waaruit blijkt dat alle informatie die door het team wordt vergaard onderdeel zal uitmaken van het strafdossier, indien daar toestemming voor is gegeven door de leiders. Ik heb geen toestemming van JIT leiders gezien, waardoor dat zou betekenen dat het onrechtmatig was.
Ten aanzien van mijn zevende onderzoekswens merk ik op dat de berichten uit de datasets handmatig geselecteerd worden, waardoor het foutgevoelig is. Gelet hierop is de verstrekking van de volledige data bijzonder van belang.
Ten aanzien van onderzoekswens 13 het volgende. Onder verwijzing naar jurisprudentie [5] zou ik graag willen weten welke gebruikersnamen geïdentificeerd zijn en of er gedeeltelijke identificatie heeft plaatsgevonden. Op basis van de uitkomst hiervan zou ik graag een deel als getuige willen horen, omdat zij in dat geval tegendeelnemers zijn geweest in de berichten uit de datasets. Aangezien mijn cliënt gekoppeld wordt aan bepaalde accounts zou voor de beantwoording van de vragen van artikelen 348 en 350 Sv van belang zijn om te weten met wie mijn cliënt dan zou hebben gesproken en in welke context.
Ik verzoek dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden in afwachting van de uitspraak op de prejudiciële vragen die momenteel aanhangig zijn bij de Hoge Raad, dan wel tot de conclusie van de procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge Raad.
Ik stel mij op het standpunt dat de voorlopige hechtenis van mijn cliënt dient te worden geschorst, omdat er nog geen uitzicht is op een inhoudelijke behandeling. Als schorsingsvoorwaarde kan eventueel een verbod op het gebruik van smartphones worden opgelegd. Ik doe ook een beroep op zijn persoonlijke omstandigheden, zoals al eerder besproken. Ten aanzien van onderzoekswens 15 het volgende. Ik verzoek alleen het opstellen van een rapportage van de reclassering te gelasten, indien de voorlopige hechtenis van mijn cliënt niet zal worden geschorst.
De
officier van justitievoert het woord, ter aanvulling van zijn reactie van 22 februari 2023 op de onderzoekswensen van de verdediging en de toelichting en aanvulling daarop ter terechtzitting van heden, als volgt:
Er zijn duidelijke termijnen gesteld, waar niet aan is voldaan; slechts sommige onderdelen van de onderzoekswensen worden onderbouwd en er wordt een aanhoudingsverzoek gedaan. Wat mij betreft is het verdedigingsbelang niet meer van toepassing wegens de schending van de gestelde termijn voor het indienen van de onderzoekswensen en dient voor de beoordeling hiervan het noodzakelijkheidscriterium te worden gehanteerd. Ik heb geen feitelijke onderbouwing van de verdediging gehoord voor de reden waarom deze onderzoekswensen specifiek voor deze verdachte in deze zaak noodzakelijk zijn.
Wegens onvoldoende onderbouwing verzoek ik om de eerste onderzoekswens af te wijzen. Verder zie ik geen noodzaak voor het verstrekken van een proces-verbaal waaruit blijkt dat de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven voor het onderzoek naar de desbetreffende accounts en de gebruikte zoeksleutels. Ik verwijs voor de gebruikte zoektermen naar pagina 310 van het voorgeleidingsdossier. Ik verzoek daarom om de tweede onderzoekswens tevens af te wijzen. Ten aanzien van de vierde onderzoekswens is voor mij onduidelijk geworden om welke data de verdediging heeft verzocht, nu metadata een bijzonder breed begrip betreft. Gelet hierop verzoek ik tevens om afwijzing van deze onderzoekswens. Ten aanzien van onderzoekswens 14 merk ik op dat in het proces-verbaal van verdenking van 9 juni 2022 geen vakje is aangevinkt dat zou aangeven dat er een eerder opgemaakt proces-verbaal van verdenking bestaat. Voor de overige onderzoekswensen zie ik geen reden voor een reactie.
Ten aanzien van het aanhoudingsverzoek wil ik aangeven dat dergelijke verzoeken in afwachting van prejudiciële vragen doorgaans worden afgewezen. Er ligt immers geen zuivere rechtsvraag voor ten aanzien van het vertrouwensbeginsel. Mijns inziens dient de volgende behandeling van de zaak inhoudelijk te zijn.
Ik concludeer om het verzoek van de verdediging om schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte af te wijzen. Er zijn voldoende ernstige bezwaren. Het gaat om internationale handel en productie van harddrugs in de meest brede vorm. Er zitten concrete transacties in het dossier en verdachte heeft zelf gezegd dat hij nog produceert of nog betrokken is bij de productie van harddrugs. Bovendien werd er bij de aanhouding van verdachte inzicht verkregen in recente activiteiten. Gelet hierop acht ik de grond van de geschokte rechtsorde nog steeds van toepassing. Ik verwijs hiervoor naar een uitspraak waarin wordt ingegaan op hoe snel de geschokte rechtsorde als grond verdampt. [6] Ik acht tevens het recidivegevaar nog steeds aanwezig. Er zijn geen alternatieven mogelijk. Het verbieden van het gebruik van smartphones als schorsingsvoorwaarde kan immers niet worden gehandhaafd. Tot slot zie ik geen toegevoegde waarde in het laten opstellen van een reclasseringsrapportage. Verdachte kan zijn persoonlijke omstandigheden zelf onder de aandacht brengen.
De
raadsmanstuurt een aantal stukken door aan de rechtbank. Deze zijn aan dit proces-verbaal gehecht [7] .
De raadsman voert voorts aan:
Uit de jurisprudentie, die ik zojuist heb verzonden, blijkt dat zaken wel worden aangehouden in afwachting van het oordeel van de Hoge Raad op prejudiciële vragen. Verder blijf ik bij mijn standpunt dat het recidivegevaar kan worden ondervangen door het stellen van schorsingsvoorwaarden.
De
voorzitterdeelt mee dat het in soortgelijke zaken, waarbij het bewijs grotendeels afhangt van SkyECC en EncroChat berichten, steeds vaker voorkomt dat er procesafspraken worden gemaakt tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie. Indien het voornoemde niet het geval is in onderhavige zaak dient deze inhoudelijk te worden behandeld. Daarvoor is het van belang om te inventariseren hoeveel tijd daarvoor dient te worden uitgetrokken.

De officier van justitie voert het woord als volgt:

Ik zal 30 minuten nodig hebben voor mijn requisitoir. Verder acht ik een voorafgaande schriftelijke ronde met betrekking tot formele punten ten aanzien van SkyECC en EncroChat berichten handig gelet op de tijd die hiermee bespaard kan worden.

De raadsman voert het woord als volgt:

Bij de inhoudelijke behandeling van de zaak zal ik nog twee uitgebreide verweren voeren, die 90 respectievelijk 60 pagina’s beslaan. Aangezien er momenteel ontwikkelingen zijn met betrekking tot prejudiciële vragen heb ik deze nog niet voorgelegd aan de rechtbank. Bij deze kan ik toezeggen dat ik deze verweren ruim voor de inhoudelijke behandeling aan de rechtbank en de officier van justitie kenbaar zal maken.

Verdachte verklaart:

Ten aanzien van mijn persoonlijke omstandigheden wil ik aangeven dat mijn oma heel erg ziek is en niet meer lang te leven heeft. Ik wil graag bij haar zijn om haar laatste dagen samen door te brengen. Ik heb op dit moment alleen haar en mijn moeder. Ik woon samen met mijn moeder in [woonplaats] . Zij is mantelzorger van mijn oma, maar vanwege haar werk had ik altijd meer tijd voor het verzorgen van mijn oma.
Na een onderbreking voor beraad deelt de
voorzitternamens de rechtbank mee dat het onderzoek wordt onderbroken tot
15 maart 2023 om 12:00 uur te Lelystad, waarna de overwegingen en beslissingen van de rechtbank omtrent de onderzoekswensen zullen worden gegeven. In overleg met de raadsman en verdachte zal de rechtbank tevens op voornoemde zitting pas een beslissing nemen op het verzoek omtrent de voorlopige hechtenis van verdachte, waarna het onderzoek zal worden geschorst tot een nader te bepalen datum voor een pro forma behandeling.
De
voorzitterverzoekt de raadsman om voor 15 maart 2023 zijn verhinderdata tot en met mei 2023 door te geven aan de griffier voor het inplannen van de pro forma behandeling.
Verdachtedeelt mee dat hij afziet van zijn recht aanwezig te zijn bij de zitting van 15 maart 2023.
Na hervatting van het onderbroken onderzoek zijn op 15 maart 2023 tegenwoordig:
mr. A.W.M van Hoof, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L.L. Veendrick, rechters, en
mr. B.T. Feenstra, griffier.
Als officier van justitie is tegenwoordig mr. R.A. Craenen.
Verdachte en raadsman zijn niet verschenen.

De voorzitter deelt als overwegingen en beslissingen het volgende mee.

Over de onderzoekswensen:
Bij de beoordeling van de onderzoekswensen neemt de rechtbank het verdedigingsbelang tot uitgangspunt. De zitting van 1 maart 2023 was immers bepaald en afgesproken voor regie. Dan wordt uitgegaan van het verdedigingsbelang.
Op de zitting van 12 december 2022 heeft de rechtbank de instructie gegeven om onderzoekswensen uiterlijk 9 werkweken later, op 10 februari 2023, schriftelijk in te dienen. Dat de raadsman zich niet heeft gehouden aan die instructie is vervelend. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat alleen kale wensen, zonder motivering/onderbouwing, zijn ingediend. Als de rechtbank aan een partij zo’n instructie geeft, brengen de eisen van een goede procesorde mee, dat van elke partij (niet alleen van het Openbaar Ministerie, maar ook van de verdediging) verwacht mag worden dat zij daaraan voldoen door die wensen inderdaad voor de gevraagde datum schriftelijk in te dienen en die dan van motivering/onderbouwing te voorzien. De enkele omstandigheden dat de wensen later en zonder onderbouwing zijn ingediend, leveren evenwel onvoldoende grond op om die wensen dan te beoordelen met toepassing van het noodzaakcriterium.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting, uitgebreider dan de raadsman van verdachte, uiteengezet wat de officier van de toen niet toegelichte onderzoekswensen vond. Op de zitting heeft de officier in aanvulling daarop inhoudelijk gereageerd op de onderbouwing van de wensen zoals de raadsman die ter zitting had gegeven. Gesteld noch gebleken is dat de officier van justitie onvoldoende in de gelegenheid is geweest te reageren op de onderzoekswensen en de onderbouwing ervan. Het Openbaar Ministerie is dus door de te late indiening niet geschaad in zijn processuele positie.
De onderzoekswensen zijn niet genummerd maar opgenomen in een geschrift met 15 ‘bullets’. De rechtbank heeft die bullets genummerd.
De onderzoekswensen 1 tot en met 11 en 14 betreffen verzoeken om gegevens en nadere informatie over te leggen over de inhoud en de totstandkoming van datasets en over de onderzoeken die hebben plaatsgevonden voordat uit andere onderzoeken, waaronder de onderzoeken Lemont (EncroChat) en Argus (SkyECC), sets met berichten aan het onderzoek ‘Regaal’ zijn verstrekt, alsmede om Franse rechters, (Nederlandse) leden van het JIT, leden van het Nederlandse openbaar Ministerie en Nederlandse rechters-commissarissen als getuige te horen.
Onderzoekswens 12 betreft het verzoek in het kader van EncroChat prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Onderzoekswens 13 betreft het verzoek personen te horen die voorkomen in de overgelegde chats, aangeduid met gebruikersnamen van EncroChat en identificaties van groepsgesprekken en individuele gebruikers van SkyECC.
Onderzoekswens 15 betreft het voorwaardelijke verzoek opdracht te geven tot het opstellen van een reclasseringsrapport wat ook inzicht kan bieden in de mogelijkheid tot het opleggen van voorwaarden zoals elektronisch toezicht, zodat de voorlopige hechtenis geschorst kan worden. Op onderzoekswens 15 wordt ingegaan bij de beslissing op het verzoek de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen.
De onderzoekswensen 1 tot en met 14 zullen worden beoordeeld aan de hand van de daartoe op de zitting gegeven onderbouwing in het licht van het procesdossier en de stand van de jurisprudentie. Bij de inhoudelijke beoordeling van de onderzoekswensen en het aanhoudingsverzoek neemt de rechtbank het volgende als uitgangspunt.
De verdenking in de strafzaak steunt op berichten die zijn ontleend aan versleutelde communicatie met gebruik van PGP-telefoons van de aanbieders EncroChat respectievelijk SkyECC, die zijn ontsleuteld nadat die berichten waren verkregen in het kader van strafvorderlijke onderzoeken naar die aanbieders. Naar die aanbieders is onderzoek gedaan door politie en justitie van onder meer Frankrijk, waar de servers van die aanbieders bleken te staan, en Nederland. Op basis van de aan het procesdossier toegevoegde stukken en de nader te noemen rechtspraak over deze berichten lijkt er voorlopig van het volgende uitgegaan te kunnen worden.
Er zijn ‘Joint Investigation Teams’ (hierna: JIT) gevormd op basis van daartoe strekkende overeenkomsten tussen onder meer Frankrijk en Nederland. Er zijn interceptietools geplaatst met toestemming van Franse rechters op de server van EncroChat en later van SkyECC. Nadat de communicatie via die servers enige tijd was onderschept en onderzocht, zijn die servers in Frankrijk door de Franse autoriteiten in beslag genomen en verder onderzocht. De onderzoeksresultaten, waaronder onderschepte berichten en op de servers aangetroffen berichten, zijn gedeeld met onder meer Nederland. Met toestemmingen van Nederlandse officieren van justitie en Nederlandse rechters-commissarissen zijn datasets uit die onderzoeksresultaten ter beschikking gesteld aan het onderzoek ‘Regaal’, waarop deze strafzaak is gebaseerd.
Betreffende de stand van de jurisprudentie hecht de rechtbank in het bijzonder waarde aan de volgende uitspraken.
1. De rechtbank is op de hoogte van de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland van 19 december 2022 [8] en van Overijssel van 30 december 2022 [9] , waarbij door deze rechtbanken prejudiciële vragen zijn gesteld aan de Hoge Raad over onder meer het ‘interstatelijk vertrouwensbeginsel’.
2. De rechtbank Gelderland heeft op 20 december 2022 [10] verweren tot niet-ontvankelijkverklaring en tot bewijsuitsluiting van EncroChat- en SkyECC data verworpen en een verzoek om aan te sluiten bij de te stellen prejudiciële vragen aan de Hoge Raad dan wel de zaak aan te houden tot de Hoge Raad op te stellen en gestelde prejudiciële vragen uitspraak heeft gedaan, verworpen.
3. Het gerechtshof Den Haag heeft op 5 januari 2023 [11] verzoeken tot aanhouding en vergelijkbare onderzoekswensen afgewezen, verweren verworpen en inhoudelijk arrest gewezen in een strafzaak. De verdenking in die zaak had (ook) onder meer betrekking op strafbare feiten betreffende verkopen, afleveren, verstrekken en opzettelijk aanwezig hebben van hard drugs en voorbereidingshandelingen betreffende productie en export van harddrugs. Verweren tot uitsluiting van bewijs ontleend aan EncroChat en SkyECC zijn verworpen.
4. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 23 januari 2023 [12] overwogen en beslist dat er geen grond is voor bewijsuitsluiting van de zich in het dossier van die zaak bevindende EncroChat berichten.
5. De rechtbank Rotterdam heeft in een tussenbeslissing van 6 februari 2023 [13] een verzoek om aanhouding tot de Hoge Raad op de prejudiciële vragen heeft beslist afgewezen, en (grotendeels afwijzende) beslissingen gegeven op onderzoekswensen.
In de in 2, 3, 4 en 5 genoemde uitspraken is onder meer toepassing gegeven aan de (tot nu vaste) rechtspraak (van de Hoge Raad) over het ‘interstatelijk vertrouwensbeginsel’, dat meebrengt dat ervan wordt uitgegaan dat de gegevens uit de hack op Encrochat en SkyECC in Frankrijk rechtmatig zijn verkregen en vervolgens via internationale rechtshulp/samenwerking aan de Nederlandse politie en openbaar ministerie zijn verstrekt. Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in beginsel) niet door de Nederlandse rechter getoetst, tenzij er ten minste een begin van aannemelijkheid is van het tegendeel.
In genoemde uitspraken is meer of minder uitgebreid feitelijk beschreven hoe de gang van zaken is geweest bij de onderzoeken naar EncroChat en SkyECC en JIT’s van Frankrijk, Nederland en België. In uitspraken is vastgesteld dat EncroChat en SkyECC berichten zijn verkregen na een interceptie die in Frankrijk heeft plaatsgevonden met toepassing van Frans recht, of zijn aangetroffen op servers van EncroChat dan wel SkyECC die in Frankrijk met toepassing van Frans recht door de Franse autoriteiten in beslag zijn genomen.
Het openbaar ministerie heeft over de gang van zaken rondom die onderzoeken aanvankelijk zeer terughoudend gecommuniceerd maar inmiddels in vele zaken, waaronder onderhavige zaak, informatie aan het dossier toegevoegd over onder meer de onderzoeken Lemont en Argus en de totstandkoming en terbeschikkingstelling (aan het onderzoek Regaal) van datasets met gespreksinhoud en de betrouwbaarheid van die datasets.
In deze zaak heeft de officier van justitie aan de raadsman toegang verstrekt tot Excelbestanden met de meeste gesprekken. Die terbeschikkingstelling is ter zitting bevestigd, met de opmerking dat de raadsman meer gegevens wil hebben en wenst dat ze aan het dossier worden toegevoegd.
Voor een opdracht tot het aan het dossier toevoegen van die Excelbestanden ziet de rechtbank op dit moment geen grond, omdat de raadsman niets concreets heeft aangevoerd dat er op duidt dat voor de verdediging relevante gesprekken of gespreksonderdelen of andere relevante gegevens uit die Excelbestanden niet aan het dossier zijn toegevoegd.
De rechtbank begrijpt dat de verdediging wellicht nog niet in de gelegenheid is geweest die Excelbestanden geheel te bestuderen. Als de raadsman voorafgaand aan of tijdens de inhoudelijke behandeling concrete bevindingen wil voorleggen en bespreken, wordt met het oog op een goede procesorde van hem verwacht dat hij daar tijdig voorafgaand aan de zitting schriftelijk melding van maakt aan het openbaar ministerie met afschrift aan de rechtbank met aanduiding van de ontbrekende relevante onderdelen van die Excelbestanden.
De stukken over de gang van zaken rondom die onderzoeken en de totstandkoming van datasets met gespreksinhoud die volgens het openbaar ministerie te linken zijn aan verdachte omdat verdachte als de gebruiker van enkele accounts van EncroChat en SkyECC is geïdentificeerd, lijken de in deze uitspraken beschreven gang van zaken te bevestigen.
Niet concrete ‘fishing expeditions’ brengen geen rechtens te honoreren verdedigingsbelang mee.
Voor zover de raadsman concreter is geworden, stelt de rechtbank vast dat er, gezien de stukken van dit dossier en de concrete verwijzingen van de officier van justitie (zoals bijvoorbeeld ter zake de zoekvragen), ter zitting niets voldoende concreet is aangevoerd waardoor zicht op een verdedigingsbelang is ontstaan. Daaruit blijkt ook niet dat het anders is gegaan dan nu door het openbaar ministerie is gepresenteerd en in de onder 2 tot en met 4 aangehaalde uitspraken is beschreven en geoordeeld. Voor zover verzoeken zijn onderbouwd is de rechtbank daarom van oordeel dat voorshands niet is gebleken dat de in de onderzoekswensen 1 tot en met 11 en 14 verzochte stukken en getuigen direct relevantie hebben voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten en dat deze niet van belang zijn voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. In dit verband wordt nog opgemerkt dat de verdediging het belang daarvoor van metadata van berichten ook niet voldoende heeft onderbouwd en toegelicht. Daarom worden de
onderzoekswensen 1 tot en met 11 en 14afgewezen.
Ambtshalvewordt het volgende overwogen.
In andere zaken waarin SkyECC data een rol spelen zijn (steeds) brieven met bijlagen van het Landelijk Parket van 2 juni 2022 en 28 oktober 2022 overgelegd. Daarin wordt uitleg gegeven over het voegen in Nederlandse onderzoeken van Franse processtukken die ten grondslag liggen aan de inzet van een of meer interceptiemiddelen in het Franse onderzoek tegen SkyECC en over een arrest van de Franse Hoge Raad van 11 oktober 2022. Omdat deze brieven met bijlagen in deze zaak nog niet zijn overgelegd met uitzondering van één bijlage bij de brief van 2 juni 2022 [14] en onduidelijk is in hoeverre de verdediging daarvan in andere zaken kennis heeft genomen, zal de rechtbank het openbaar ministerie opdragen deze brieven met bijlagen aan het dossier toe te voegen.
Onderzoekswens 12betreft het verzoek prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dat verzoek is op dit moment prematuur en wordt daarom afgewezen. Pas na een inhoudelijk debat aan de hand van de feiten kan de beslissing tot het stellen van deze prejudiciële vragen eventueel aan de orde komen. Dan kan ook besproken worden wat het Gerechtshof Den Haag hierover in het arrest van 5 januari 2023 heeft overwogen.
Onderzoekswens 13betreft het verzoek een groot aantal gebruikers van EncroChat en SkyECC te horen als getuigen.
Het belang om alle genoemde getuigen te horen is niet voldoende gemotiveerd. In zoverre ligt de wens voor afwijzing gereed.
Maar de rechtbank ziet ook het belang van de verdediging bij het horen van geïdentificeerde gebruikers van deze diensten, waarmee de in het dossier aan de verdachte toegeschreven accounts contact hebben gehad. De verdachte ontkent de gebruiker te zijn geweest van deze accounts en het kan in het belang van de verdediging zijn om de tegencontacten daarover te kunnen bevragen. De verdediging kan de tegencontacten - in het kader van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ - daarnaast bevragen over de rol die de verdachte mogelijk heeft gespeeld en de verdere inhoud van deze gesprekken.
De rechtbank onderkent dat de officier van justitie niet bevoegd kan zijn om in deze strafzaak gegevens uit (andere) onderzoeken (die hij niet leidt), zonder meer te verstrekken. In zoverre kan aan de officier geen opdracht gegeven worden doch slechts een verzoek gedaan.
Ook kan sprake zijn van een onderzoeksbelang om een in beeld gekomen identiteit van een gebruiker van -kort gezegd- een tegencontact in deze zaak niet of nog niet te verstrekken. De rechtbank is van oordeel dat er alleen een verdedigingsbelang is bij het horen als getuige van een persoon die is geïdentificeerd als een tegencontact via EncroChat of SkyECC van een aan verdachte toegeschreven account, als niet in discussie is dat de persoon die als getuige wordt gehoord over het veronderstelde contact, in elk geval de persoon is die het contact met een aan de verdachte toegeschreven account heeft gehad. Daarom is er slechts een verdedigingsbelang een persoon te horen die
a. zelf in een strafzaak of strafrechtelijk onderzoek heeft erkend dat hij/zij de gebruiker was van een account van EncroChat of SkyECC dat contact heeft gehad met een aan de verdachte toegeschreven account dan wel heeft deelgenomen aan een van de door de verdediging genoemde chats, of
b. van wie bij vonnis is vastgesteld dat hij/zij de gebruiker was van een account van EncroChat of SkyECC dat contact heeft gehad met een aan de verdachte toegeschreven account dan wel heeft deelgenomen aan een van de door de verdediging genoemde chats.
De rechtbank geeft de officier van justitie daarom de opdracht om, voor zover door hem in het kader van zijn eigen bevoegdheden mogelijk, na te (laten) gaan
ofde personen (inmiddels) zijn geïdentificeerd die deel hebben genomen aan de door de verdediging in onderzoekswens 13 genoemde chats, alsmede die gebruiker zijn geweest van de door de verdediging in onderzoekswens 13 genoemde accounts van EncroChat of SkyECC, en/of andere officieren, verantwoordelijk voor andere onderzoeken, te verzoeken dat ten aanzien van die chats en accounts na te (laten) gaan.
Als de personen die aldus zijn geïdentificeerd ook voldoen aan de voorwaarden die hiervoor onder a. en/of b. zijn genoemd, dient de officier van justitie een opgave van hun identiteit te doen aan de rechter-commissaris onder verstrekking van een afschrift aan de verdediging en de strafgriffie.
Vervolgens kan de verdediging uit die opgave dan maximaal zes personen kiezen die vervolgens door de rechter-commissaris zullen worden gehoord.
Voor het overige wordt dit verzoek afgewezen.
Over de voorlopige hechtenis
Het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis wordt afgewezen.
De ernstige bezwaren en gronden, zoals die tot nu toe golden, waaronder de 12-jaars grond en de geschokte rechtsorde die daarmee samenhangt, zijn ook thans nog aanwezig. Daarbij is meegewogen wat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2022 heeft beslist op het hoger beroep tegen de beslissingen op de terechtzitting van 12 december 2022 over de voorlopige hechtenis.
Het geval van artikel 67a lid 3 Sv doet zich, gelet op de gebruikelijke straffen voor feiten als ten laste gelegd, (nog) niet voor.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Een schorsing verhoudt zich niet met de 12-jaars grond, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen dan wel zwaarwegende belangen van persoonlijke aard. De aangevoerde persoonlijke belangen van verdachte geven geen grond voor een opdracht aan de reclassering een schorsingsrapportage op te maken; daarom wordt
onderzoekswens 15afgewezen. De aangevoerde persoonlijke belangen bij invrijheidstelling wegen naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het strafvorderlijk belang bij voortduring van verdachtes voorlopige hechtenis. Daarbij is meegewogen dat, gezien de beslissingen op de regieverzoeken, op dit moment niet geconcludeerd moet worden dat er geen uitzicht op inhoudelijke behandeling bestaat.
De rechtbank zal de zaak aanhouden tot de in de beslissing genoemde zitting.
Daarbij kon geen rekening gehouden worden met verhinderdagen van de raadsman van verdachte omdat hij geen opgave had gedaan en het vanwege het voortduren van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is binnen negentig dagen een zitting te plannen.

De rechtbank:

- draagt de
officier van justitieop de brieven met bijlagen van het Landelijk Parket van 2 juni 2022 en 28 oktober 2022 aan het dossier toe te voegen;
  • wijst het verzoek tot het horen van gebruikers van EncroChat en SkyECC-accounts als getuigen
  • geeft de
o voor zover door hem in het kader van zijn eigen bevoegdheden mogelijk, na te (laten) gaan
ofde personen (inmiddels) zijn geïdentificeerd die deel hebben genomen aan de door de verdediging in onderzoekswens 13 genoemde chats, alsmede die gebruiker zijn geweest van de door de verdediging in onderzoekswens 13 genoemde accounts van EncroChat of SkyECC,
o en/of andere officieren, verantwoordelijk voor andere onderzoeken, te verzoeken dat ten aanzien van die chats en accounts na te (laten) gaan,
en van identificaties, indien is voldaan aan een van de hierboven onder ten aanzien van onderzoekswens 13 onder a of b genoemde voorwaarden, opgave te doen van hun identiteit aan de rechter-commissaris onder verstrekking van een afschrift aan de verdediging en de strafgriffie te Lelystad van de rechtbank;
  • bepaalt dat
  • verwijst de
-schorst het onderzoek tot de terechtzitting van
woensdag 7 juni 2023 te 16:00 uurvoor een pro forma zitting, om de klemmende redenen dat niet te verwachten valt dat binnen een maand na heden duidelijk is of de rechter-commissaris getuigen kan horen en verder de zittingscapaciteit van de rechtbank hervatting van het onderzoek binnen een maand na heden niet toelaat;
- beveelt de oproeping van verdachte tegen de dag en het tijdstip van de hierboven genoemde terechtzitting;
-beveelt de kennisgeving van de dag en het tijdstip van de hierboven genoemde terechtzitting aan de raadsman van verdachte;
- bepaalt dat voor de behandeling van de zaak op de volgende zitting 30 minuten dienen te worden uitgetrokken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier van de zittingen van 1 respectievelijk 15 maart 2023 is vastgesteld en door de voorzitter en de griffier van de zitting van 15 maart 2023 is ondertekend. De griffier van de zitting van 1 maart 2023 is buiten staat dit proces-verbaal mee te ondertekenen.

Voetnoten

1.Met nummering van de bullets door de rechtbank aangehecht als bijlage 1.
2.Aangehecht als bijlage 2.
3.ECLI:NL:RBZWB:2022:5151, uitspraak van 13 september 2022.
4.Application nr. 34507/16 (Çaliskan versus Nederland), uitspraak van 10 januari 2023.
5.ECLI:NL:RBROT:2023:788, uitspraak van 6 februari 2023, rechtsoverwegingen 5.2 en 5.3.
6.ECLI:NL:GHSHE:2022:234, uitspraak van 27 januari 2022.
7.Bijlage 3: emailbericht van 16:34 uur met 3 links en 4 bijlagen (3.1 – 3.4).
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2022 met procesverbaalnummer 1223 in onderzoek 13WERL betreffende verwerking IP-tap data, hash waarde controle en technisch verloop onderzoek Werl van [verbalisant 2] , in de submap ‘ [submap] ’ van de map ‘020 – Procesdossier PL09002022124082’ in het digitale dossier.