Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De overwegingen omtrent het beslag.
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan alle tenlastegelegde feiten;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2022 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere de aankoop, het vervoer en de verkoop van aanzienlijke hoeveelheden MDMA en ketamine. De officier van justitie achtte het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen op basis van Sky ECC-berichten, maar vroeg vrijspraak voor feit 3, omdat er geen bewijs was dat de handel in ketamine binnen de tenlastegelegde periode had plaatsgevonden.
De verdediging betwistte de bewijsvoering en wees op het ontbreken van wettig bewijs, aangezien de verdenkingen uitsluitend gebaseerd waren op Sky ECC-berichten. De verdediging voerde aan dat het beginsel van 'equality of arms' was geschonden, omdat zij niet de volledige dataset van de berichten had kunnen inzien. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs moest zijn om tot een veroordeling te komen. Aangezien de rechtbank niet beschikte over de volledige dataset van de Sky ECC-berichten, kon zij de inhoud van de berichten niet in de juiste context beoordelen.
De rechtbank concludeerde dat de verdenkingen tegen de verdachte uitsluitend waren gebaseerd op berichten uit één bron, zonder ondersteunend bewijs uit andere bronnen. Hierdoor ontbrak het wettige bewijs voor de tenlastegelegde feiten, en sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Tevens werd de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, en werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.