ECLI:NL:RBROT:2023:788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
10/174498-22 en 10/297026-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing in de SKY-zaak met betrekking tot voorlopige hechtenis en onderzoekswensen

Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen de verdachte, die preventief gedetineerd is. Deze beslissing volgde op een pro forma-/regiezitting van 23 januari 2023, waar de onderzoekswensen van de verdediging zijn besproken. De rechtbank heeft de voeging van de zaken met parketnummers 10/174498-22 en 10/297026-22 bevolen, omdat dit in het belang van het onderzoek is. De verzoeken van de verdediging tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis zijn afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de ernstige bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds bestaan.

De rechtbank heeft ook de onderzoekswensen van de verdediging met betrekking tot de communicatiedienst SKY-ECC beoordeeld. De verdediging heeft verzocht om het horen van gebruikers van bepaalde SKY-ID's als getuigen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken vooralsnog niet zijn onderbouwd en heeft deze afgewezen. Wel is de rechtbank bereid om het horen van maximaal zes getuigen toe te staan, mits de verdediging deze identificeert. De rechtbank heeft benadrukt dat de beslissingen voorlopig van aard zijn en dat de verdere gang van zaken afhankelijk is van de ontwikkelingen in de zaak.

De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting geschorst voor onbepaalde tijd, met een termijn van maximaal drie maanden, om de benodigde onderzoekshandelingen te kunnen verrichten. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en zal worden verstuurd aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM

Team straf 2
Parketnummers: 10/174498-22 en 10/297026-22
Datum beslissing: 6 februari 2023
Tussenbeslissingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Inleiding

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2023.
De rechtbank heeft op terechtzitting van 7 november 2022 bepaald dat er voorafgaand aan de pro forma-/regiezitting van 23 januari 2023 met betrekking tot de onderzoekswensen van de verdediging een schriftelijke ronde zal plaatsvinden.
De rechtbank heeft in het kader van deze schriftelijke ronde de volgende stukken ontvangen:
een e-mail van de raadsman van 5 januari 2023 met onderzoekswensen, met bijlagen
(bijlage I), en;
e-mails van de raadsman van 17 en 18 januari 2023, met als bijlagen processen-verbaal van zittingen en beslissingen in andere zaken (
bijlage II);
een e-mail van de officier van justitie van 18 januari 2023 met haar reactie op de onderzoekswensen, met bijlage (
bijlage III).
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 23 december 2022 door de raadsman ingediende verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis en de reactie daarop van de officier van justitie op 4 januari 2023 (
bijlage IV).
Tijdens de pro forma-/regiezitting zijn de onderzoekswensen besproken en hebben de raadsman en de officier van justitie hun standpunten nader toegelicht. Verder zijn verzoeken gedaan met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien
zijn
voorlopig van aard, gelet op de functie die ze hebben binnen deze strafzaak en het moment
waarop deze beslissingen zijn genomen. Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis zien op de periode van de komende 90 dagen, te rekenen vanaf de zitting op 23 januari 2023.
De rechtbank heeft alle verzoeken getoetst aan het verdedigingsbelang: is hetgeen is verzocht in redelijkheid van belang voor de bespreking en beantwoording van de vragen die
voortkomen uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
Het voorbereidend onderzoek is (nagenoeg) afgerond.

2..Voeging van de zaken

De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 23 januari 2023
voegingvan de zaken met parketnummers 10/174498-22 en 10/297026-22 gevorderd, omdat voeging in het belang van het onderzoek is. De raadsman heeft geen bezwaar tegen de gevorderde voeging.
De rechtbank zal bevelen dat deze zaken worden gevoegd omdat gevoegde behandeling in het belang van het onderzoek is.

3..Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft op de zitting van 23 januari 2023 de gevangenneming ter zake van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/297026-22 (de parallelle dagvaarding) gevorderd. Deze vordering is toegewezen. De rechtbank heeft op 27 januari 2023 de gevangenneming van de verdachte ter zake van deze feiten bevolen.
De raadsman heeft (primair) om opheffing verzocht van de voorlopige hechtenis wegens het ontbreken van ernstige bezwaren en gronden en subsidiair om schorsing ervan.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank het volgende.
Na onderzoek is gebleken dat de ernstige bezwaren en de gronden als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte hebben geleid, op dit moment nog bestaan. Hetgeen thans is aangevoerd maakt dat niet anders.
De rechtbank verwijst voor haar motivering naar hetgeen daaromtrent in eerdere beslissingen met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte (onder meer in het proces-verbaal van de zitting van 7 november 2022 en het hiervoor genoemde bevel tot gevangenneming) is overwogen. Het
verzoek tot opheffing van de voorlopige hechteniswordt daarom
afgewezen.
Het
verzoek tot schorsingvan de voorlopige hechtenis wordt eveneens
afgewezen. De rechtbank heeft dit verzoek opnieuw afgewogen tegen de strafvorderlijke belangen in deze zaak. De rechtbank ziet duidelijk het belang dat de verdachte heeft bij de verzochte schorsing, maar weegt de strafvorderlijke belangen zwaarder dan dit persoonlijke belang van de verdachte. Gelet op de aard, de omvang van de feiten en de concrete rol van de verdachte daarin, zoals die thans lijken te volgen uit de ernstige bezwaren, ziet de rechtbank geen ruimte voor schorsing van de voorlopige hechtenis, en wil/kan zij niet vooruitlopen op eventuele beslissingen ter zake de voorlopige hechtenis die mogelijk nog zullen volgen in deze strafzaak.

4..Aanhoudingsverzoek in verband met gestelde prejudiciële vragen

De verdediging heeft primair verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van de bij beslissing van 19 december 2022 ((ECLI:NL:RBNNE:2022:4797) door de rechtbank Noord-Nederland in het onderzoek Shifter aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen over de toepassing en reikwijdte van het hierna (onder 5.1) genoemde vertrouwensbeginsel, dan wel om aan te sluiten bij deze prejudiciële vragen. Die vragen zijn gesteld in het kader van een strafzaak waarin het bewijsmateriaal deels lijkt te bestaan uit SKY-ECC-berichten.
Op dit moment ziet de rechtbank geen reden om prejudiciële vragen te stellen. De rechtbank is voorshands van oordeel dat mag worden uitgegaan van het hierna genoemde en besproken vertrouwensbeginsel. Daarmee sluit deze rechtbank zich in essentie voorshands aan bij de meeste meer recente uitspraken van een veelheid van gerechten.
Wat betreft het wachten op de antwoorden op de prejudiciële vragen komt de rechtbank - gelet op de regiefase (en het karakter daarvan) waarin de onderhavige zaak zich bevindt, afgezet tegen het prille stadium waarin het proces van het stellen van de prejudiciële vragen in de strafzaak van de rechtbank Noord-Nederland zich momenteel bevindt - tot het oordeel dat het stilleggen van de onderhavige procedure onwenselijke vertraging van de behandeling van deze strafzaak oplevert.
De rechtbank zal haar ogen uiteraard niet sluiten voor eventuele ontwikkelingen met betrekking tot deze prejudiciële vragen. Indien de antwoorden op de gestelde vragen daartoe aanleiding geven, dan zal een en ander nader kunnen worden betrokken bij de verdere gang van zaken in deze strafzaak.
Gelet hierop zal de rechtbank deze verzoeken afwijzen.

5..Onderzoekswensen

5.1
SKY-onderzoekswensen
De verdediging heeft onderzoekswensen ingediend met betrekking tot (het onderzoek naar) de communicatiedienst SKY-ECC (genummerd 1 t/m 21). In de kern komen de wensen erop neer dat de verdediging de
rechtmatigheidvan de hack op de communicatiedienst en het
gebruikvan de verkregen data
in het opsporingsonderzoek tegen de verdachtewil onderzoeken en de
betwisting van de rechtmatigheidnader wil onderbouwen. Daarbij gaat het om onder meer het verstrekken van (nadere) stukken en het horen van getuigen de officieren van justitie werkzaam bij het Landelijk Parket aangeduid als [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] en onderzoeksleiders uit Nederland, België en Frankrijk.
De rechtbank overweegt, mede gezien eerdere rechterlijke beslissingen dienaangaande, als
volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het in het internationale rechtshulpverkeer geldende
vertrouwensbeginsel (HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629) met zich brengt dat er vooralsnog van uit mag worden gegaan dat de (SKY-ECC) informatie in Frankrijk, welk land zo ongeveer gelijktijdig met Nederland is toegetreden tot het EVRM, rechtmatig is verkregen en vervolgens via internationale rechtshulp/samenwerking in de vorm van een Joint Investigation Team aan het Nederlandse Openbaar Ministerie is verstrekt op een moment dat door de Nederlandse rechter-commissaris machtigingen ex art. 126uba Sv. en 126t Sv. waren verleend (en later: verlengd). Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in beginsel) niet door de Nederlandse rechter getoetst, tenzij er tenminste een begin van aannemelijkheid is van het tegendeel.
De rechtbank is ambtshalve bekend met de brief met bijlagen van het Landelijk Parket van 2 juni 2022, waarin uitleg wordt gegeven over het voegen in Nederlandse onderzoeken van Franse processtukken die ten grondslag liggen aan de inzet van een of meerdere interceptiemiddelen in het Franse onderzoek tegen SKY-ECC. De brief bevat als bijlagen onder meer Franse processtukken en een proces-verbaal van 2 juni 2022. Omdat deze brief in deze zaak niet door het Openbaar Ministerie is overgelegd en de rechtbank er niet mee bekend is of de verdediging daarvan – in andere zaken – kennis genomen heeft, voegt de rechtbank deze brief in het dossier.
Uit deze stukken blijkt dat de interceptietool in een Frans onderzoek door Franse opsporingsambtenaren is ingezet op de SKY-servers die zich op Frans grondgebied bevonden. Gedurende de inzet van deze bijzondere opsporingsmiddelen beschikte de Franse politie over een tevoren door een bevoegde Franse rechter verleende toestemming/machtiging. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet aangenomen worden dat een bevoegde Franse rechter hierbij de Franse strafvorderlijke bevoegdheden op juiste wijze in acht heeft genomen, maar voorshands ook dat is gehandeld met inachtneming van verdragsrechtelijke bepalingen zoals artikel 6 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat met de verstrekking van deze stukken vooralsnog genoegzaam informatie is verschaft over de start van het onderhavige onderzoek, met informatie die afkomstig is van SKY-ECC. Ook op de terechtzitting van 23 januari 2023 is naar het oordeel van de rechtbank door de verdediging onvoldoende onderbouwd waarom aan het vertrouwensbeginsel voorbij zou moeten worden gegaan.
De rechtbank is aldus van oordeel dat voorshands niet is gebleken dat de verzochte
stukken/getuigen direct relevantie hebben voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten en dat deze niet van belang zijn voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv.
Het bovenstaande leidt ertoe dat deze verzoeken worden afgewezen.
5.2
Doorwerking toets artikel 149b Sv.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het eerdere oordeel van de rechter-commissaris ten aanzien van het kunnen horen van de gebruikers van bepaalde SKY-ID’s ook bindend voor deze strafzaak. Het gaat hier immers om informatie die pas is verstrekt aan de (zaaks)officier van justitie in deze zaak nadat er tevoren een daarop gerichte machtiging van de rechter-commissaris was verkregen. De wet en het systeem van de wet kennen geen appel tegen deze beslissing van de rechter-commissaris, laat staan dat een ander gerecht -dat geen kennis draagt van de details en bijzonderheden van die andere zaak- in wezen als zodanig zou gaan optreden.
5.3
Verzoek om het horen van gebruikers van SKY-ID’s als getuigen
De rechtbank ziet het belang van de verdediging bij het horen van eventueel
geïdentificeerde gebruikers van de SKY-ID’s, waarmee de in het dossier aan de verdachte toegeschreven SKY-ID’s [SKY-ID 1], [SKY-ID 2], [SKY-ID 3], [SKY-ID 4] en [SKY-ID 5] contact hebben gehad. De verdachte ontkent de gebruiker te zijn geweest van deze vijf SKY-ECC-accounts en het is in het belang van de verdediging om de tegencontacten daarover te bevragen. De verdediging kan de tegencontacten - in het kader van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ - daarnaast bevragen over de rol die de verdachte mogelijk heeft gespeeld en de verdere inhoud van deze gesprekken.
De verdediging zal in de gelegenheid worden gesteld om ten aanzien van (ten hoogste)
zesaccounts die de verdediging aanwijst nader onderzoek (te laten) doen zoals hierna omschreven. Deze opgave zal de verdediging uiterlijk binnen 4 weken na verstrekking van deze tussenbeslissing kunnen doen, en beperkt zich tot de hierna te noemen (gebruikers van) SKY-ECC-accounts die voldoen aan de hierna door de rechtbank te geven kaders:
- de in het algemeen dossier genoemde accounts met de volgende SKY-ID’s: [SKY-ID 6] ,
[SKY-ID 7] , [SKY-ID 8] , [SKY-ID 9] , [SKY-ID 10] , [SKY-ID 11] , [SKY-ID 12] , [SKY-ID 13] , [SKY-ID 14] , [SKY-ID 9] , [SKY-ID 15] , [SKY-ID 16] , [SKY-ID 17] , [SKY-ID 18] , [SKY-ID 19] , [SKY-ID 15] en [SKY-ID 20] ;
  • de in het zaaksdossier Vliegtuig genoemde accounts met de volgende SKY-ID’s: [SKY-ID 21] , [SKY-ID 22] , [SKY-ID 23] , [SKY-ID 24] en [SKY-ID 25] ;
  • de in het zaaksdossier Poeroet genoemde accounts met de volgende SKY-ID’s: [SKY-ID 28]
[SKY-ID 26] , [SKY-ID 27] en [SKY-ID 11] , en;
- de in het zaaksdossier Handdruk genoemde accounts met de volgende SKY-ID’s: [SKY-ID 11] , [SKY-ID 10] , [SKY-ID 17] , [SKY-ID 29] , [SKY-ID 21] , [SKY-ID 22] , [SKY-ID 19] , [SKY-ID 30] , [SKY-ID 31] , [SKY-ID 18] , [SKY-ID 32] en [SKY-ID 13] , [SKY-ID 24] , [SKY-ID 33] , [SKY-ID 9] , [SKY-ID 25] , [SKY-ID 34] en [SKY-ID 35] .
Van de door de verdediging aangewezen accounts geeft de rechtbank de officier van justitie de opdracht om na te (laten) gaan
ofde personen die achter de SKY-ID’s zitten waarmee de genoemde vijf aan de verdachte toegeschreven SKY-ID’s contact hebben gehad (inmiddels) zijn geïdentificeerd.
Slechts als de persoon achter een of meer van de genoemde SKY-account(s) zelf in een strafzaak of strafrechtelijk onderzoek
a. heeft erkend dat hij/zij de gebruiker was van het door de verdediging aangewezen SKY-account of
b. als bij onherroepelijk vonnis is vastgesteld wie de persoon achter het aangewezen SKY-ID’s is,
deelt de officier van justitie de verdediging en de rechtbank de identiteit van de persoon mede en zal die persoon bij de rechter-commissaris als getuige worden gehoord.
Voor de rechtbank geldt hier dat niet in discussie mag zijn dat de persoon die als getuige wordt gehoord over het veronderstelde contact in elk geval de persoon is die het contact met het aan de verdachte toegeschreven SKY-account heeft gehad. Uit de personen kan de verdediging dan maximaal zes personen kiezen die vervolgens door de rechter-commissaris zullen worden gehoord.
5.4
Verzoek om de verstrekking van en inzage in SKY-berichten
De verdediging heeft verzocht om alle SKY-berichten die aan de verdachte en zijn medeverdachten/andere SKY-gebruikers worden toegedicht op een gegevensdrager te ontvangen en bij het Nederlands Forensisch Instituut deze berichten (de ruwe data) in het systeem Hansken te kunnen bekijken. Het gaat daarbij (dus) om
alledata die zijn verstrekt aan het onderzoeksteam van dit strafrechtelijk onderzoek.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdediging in deze
zaak recht heeft op inzage in de eigen chats/chats van accounts die aan de verdachte in onderzoek SPAZ zijn gerelateerd (niet: ook alle berichten van ‘medeverdachten/
andere SKY-gebruikers’ genoemd door de raadsman). De inzage van genoemde (eigen)
berichten zijn voor de verdediging beschikbaar in excel-vorm en zijn op 18 januari 2023 via de bestandenpostbus aan de verdediging ter beschikking gesteld.
De raadsman heeft op de zitting bevestigd dit (gegevens)bestand te hebben ontvangen. Hij heeft het verzoek voor het overige (ten aanzien van de berichten van medeverdachten/andere SKY-gebruikers) niet herhaald, waaruit de rechtbank begrijpt dat hij dit verzoek voor het overige niet handhaaft.
Wel heeft hij het verzoek om de door hem in excel-vorm ontvangen SKY-berichten ook op een gegevensdrager (beveiligde USB-stick) aan de verdachte (in de PI) te verstrekken. De officier van justitie heeft op de zitting toegezegd dit te zullen doen.
Met betrekking tot deze verzoeken hoeft de rechtbank derhalve geen beslissing meer te nemen.

6..Beslissing

De rechtbank beslist als volgt.
De voeging van de zaken met parketnummers 10/174498-22 en 10/297026-22 wordt bevolen.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt
afgewezen.
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt eveneens
afgewezen.
Het verzoek tot aanhouding van het onderzoek in afwachting van de uitkomst van de op 19 december 2022 door de rechtbank Noord-Nederland aan de Hoge Raad in het onderzoek Shifter gestelde prejudiciële vragen en het verzoek om zich daarbij aan te sluiten worden
afgewezen.
De onderzoekswensen met betrekking tot Sky-ECC, genummerd 1 t/m 21 worden
afgewezen.
Het verzoek tot het horen van gebruikers van SKY-ECC-accounts als getuigen wordt
gedeeltelijk toegewezen, namelijk ten aanzien van nog door de verdediging op te geven zes van de in zijn verzoek en hiervoor onder 5.3 vermelde- SKY-ECC-accounts. Met betrekking tot de opgave door de officier van justitie van de identificerende gegevens van de personen die achter de betreffende SKY-ID’s zitten, aan de verdediging (en rechtbank) en de verdere kaders voor een verhoor door de rechter-commissaris geldt hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen.
Voor het overige wordt dit verzoek afgewezen.
De
zaak wordt verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde maximaal zes van door de raadsman van de verdachte te kiezen getuigen uit de personen die schuilgaan achter de onder 5.3 genoemde SKY-ECC-accounts als getuigen te horen.
Het
onderzoek op de terechtzitting wordt geschorst voor onbepaalde tijd, waarbij de
termijn van de schorsing op
maximaal drie maandenwordt gesteld.
Het onderzoek wordt geschorst voor een termijn die langer is dan één maand, aangezien de
hiervoor genoemde onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen één maand gereed
zullen zijn en het zittingsrooster van de rechtbank voortzetting van het onderzoek op de
terechtzitting binnen één maand niet toelaat.
Tegen de nadere terechtzitting dient de verdachte te worden opgeroepen, met verstrekking van een afschrift van de oproeping aan de raadsman.
Aan de officier van justitie wordt verzocht zorg te dragen voor het vervoer van de verdachte tegen de nadere terechtzitting.
Deze beslissing is op 6 februari 2023 genomen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. N. Freese en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier.
Deze beslissing zal via e-mail worden verstuurd aan de officier van justitie en de raadsman, en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2023.
Mr. Freese is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.