ECLI:NL:RBOVE:2022:4015
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vraag over het interstatelijke vertrouwensbeginsel in strafzaken met betrekking tot opsporingsbevoegdheden
Op 30 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel, in het kader van het onderzoek Elrits, een prejudiciële vraag geformuleerd aan de Hoge Raad over de toepassing van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De vraag betreft of de Nederlandse rechter kan aannemen dat een opsporingsbevoegdheid in het buitenland rechtmatig is ingezet en of de resultaten daarvan betrouwbaar zijn, zolang de (on)rechtmatigheid van het opsporingsmiddel en de (on)betrouwbaarheid van de resultaten niet onherroepelijk in rechte zijn vastgesteld in dat land. Deze vraag is van belang voor de strafzaken tegen meerdere verdachten die betrokken zijn bij de internationale handel in verdovende middelen, waarbij gebruik is gemaakt van versleutelde communicatie via de EncroChat-applicatie. De rechtbank heeft de zaken op 4, 7 en 17 november 2022 behandeld en heeft besloten om de prejudiciële vraag te stellen na overleg met de procespartijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een zaaksoverstijgend belang is, aangezien vergelijkbare vragen in andere zaken zijn opgeworpen en er geen eenduidigheid bestaat in de rechtspraak over de beoordeling van dergelijke onderzoekswensen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.