Beoordeling door de rechtbank
De te beoordelen datum/ periode
17. Verweerder heeft de bijstandsuitkering van eiser met ingang van 9 september 2021 ingetrokken.Het intrekkingsbesluit bevat geen einddatum, daarom moet verweerder de periode beoordelen vanaf de datum met ingang waarvan wordt ingetrokken tot en met de datum waarop verweerder het intrekkingsbesluit neemt.De rechtbank stelt vast dat de te beoordelen periode in dit geval loopt van 9 september 2021 tot en met 23 september 2021.
De randvoorwaarden aan een huisbezoek
18. De rechtbank overweegt dat ‘informed consent’ inhoudt, dat toestemming voor een huisbezoek moet berusten op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het huisbezoek en over de gevolgen die het weigeren van toestemming voor de verlening van bijstand heeft.
19. Er is sprake van een redelijke grond voor een huisbezoek als vóór het afleggen van het huisbezoek twijfel bestaat op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden. Het gaat dan om twijfel over de juistheid en volledigheid van de informatie die belanghebbende over zijn woon- en leefsituatie heeft gegeven. Ook moeten deze gegevens noodzakelijk zijn voor het vaststellen van (de omvang van) het recht op bijstand. Dit geldt voor zover verweerder deze gegevens niet op een effectieve minder belastende wijze kan controleren.
20. Verweerder hoeft niet voorafgaand aan het huisbezoek tot in alle details aan eiser bekend te maken waarop de redelijke grond voor het afleggen van het huisbezoek precies rust en daarover (afzonderlijk) te rapporteren. Verweerder kan volstaan met een globale aanduiding van die grond.Als sprake is van een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek, dan moet de betrokkene erop worden gewezen dat het weigeren van toestemming gevolgen kan hebben voor de verlening van bijstand.
21. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder heeft meegedeeld dat het niet meewerken aan een huisbezoek gevolgen zou hebben voor eisers uitkering (stopzetting). Ook betwist eiser niet zozeer dat er (wellicht) een redelijke grond was voor het huisbezoek. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder in ieder geval globaal heeft meegedeeld wat de redelijke grond voor het huisbezoek was. Eiser heeft dit weersproken en aangevoerd dat wat is meegedeeld door verweerder meer duidde op een verificatiehuisbezoek. De rechtbank overweegt dat uit het gespreksverslag van 9 september 2021 en de door eiser overgelegde transcripties van dit gesprek blijkt dat een reden is gegeven voor het onderzoek en het huisbezoek. Het gesprek wordt ingeleid met de mededeling dat eerder onderzoek niet heeft kunnen plaatsvinden vanwege de beperkingen rondom corona en dat het daarom alsnog plaatsvindt. Verweerder wenst de verstrekte uitkering alsnog op rechtmatigheid te beoordelen. Dit suggereert dat het aanvraagproces niet helemaal was afgerond en dat dit nog moest gebeuren. Uit wat is meegedeeld blijkt echter niet dat voorafgaand aan het huisbezoek al op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden sprake was van twijfel aan de juistheid en volledigheid van door eiser gegeven informatie. Dit laatste is echter wel onlosmakelijk verbonden aan wat als ‘redelijke grond’heeft te gelden en dus in ieder geval globaal moet worden meegedeeld. Weliswaar is op pagina 4 van het gespreksverslag van 9 september 2021 opgenomen dat verweerder wil controleren of eisers verklaring over zijn woon- en leefsituatie overeenkomt met de werkelijke feitelijke situatie, maar eiser heeft betwist dat dit is uitgesproken. Verweerder is niet concreet ingegaan op deze betwisting en uit de overgelegde transcripties blijkt niet dat deze zin is uitgesproken. Nog los van het feit dat hieruit ook niet volgt dat voorafgaand al sprake was van concrete objectieve feiten en omstandigheden waar eventuele twijfel op gebaseerd was. De rechtbank concludeert dat niet volledig is voldaan aan de eis van ‘informed consent’.
Gevolgen van niet (volledig) voldoen aan randvoorwaarden voor een huisbezoek
22. De omstandigheid dat niet (volledig) is voldaan aan de eis van ‘informed consent’ betekent dat een inbreuk is gemaakt op het huisrecht van eiser als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het EVRM. Dat wat ten tijde van het huisbezoek is waargenomen en verklaard moet daarom als onrechtmatig verkregen bewijs worden aangemerkt.
23. Volgens vaste rechtspraakis het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs slechts dan niet toegestaan indien de bewijsmiddelen zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Dit laatste wordt aangenomen als onrechtmatig verkregen bewijs wordt betrokken in de beoordeling van de periode voorafgaand aan het huisbezoek. Als de betrokkene juist zou zijn geïnformeerd en medewerking zou hebben geweigerd, dan zou dit immers geen gevolgen hebben gehad voor het verleden. Het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs druist echter in beginsel niet in tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht voor zover het betrekking heeft op een intrekking van de bijstand vanaf de datum van het huisbezoek.
24. De bevindingen van het huisbezoek kunnen daarom in beginsel wel bij de beoordeling van het recht op bijstand vanaf de datum van het huisbezoek worden betrokken. Er zijn geen aanknopingspunten op grond waarvan in dit geval van dit uitgangspunt zou moeten worden afgeweken. De rechtbank stelt vast dat de uitkering in dit geval is ingetrokken per 9 september 2021 en dat dit dezelfde datum is als waarop het huisbezoek heeft plaatsgevonden. Om deze reden heeft verweerder het verkregen bewijs mogen betrekken bij de besluitvorming.
Verzoek om schadevergoeding
25. Een andere vraag die voorligt is of verweerder schadeplichtig is. Artikel 8, eerste lid, van het EVRM bepaalt dat eenieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Dit recht is in principe geschonden bij het binnentreden van de woning zonder dat voldaan is aan de regels van ‘informed consent’.
26. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die hij of zij lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgende belanghebbende zijn.
27. De rechtbank stelt vast dat in dit geval geen sprake is van een onrechtmatig besluit, omdat de (algemene en bijzondere) bijstand is ingetrokken vanaf 9 september 2021 en dit de datum is waarop het huisbezoek heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft de bevindingen uit het huisbezoek hier dus aan ten grondslag mogen leggen en in zoverre kleeft er geen gebrek aan het bestreden besluit. Over de tijdigheid van de besluitvorming is verder niets gesteld door eiser. Ook een situatie als genoemd in onderdeel d doet zich niet voor. Om deze reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Bewijslast en locatie van het hoofdverblijf
28. De rechtbank overweegt dat het besluit tot intrekking van bijstand een voor eiser belastend besluit is. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op verweerder. Dat betekent dat verweerder de nodige kennis over de relevantie feiten moet verzamelen.
29. Voor het antwoord op de vraag waar eiser zijn woonplaats heeft, is bepalend de plaats waar hij daadwerkelijk woont en waar het centrum van zijn maatschappelijk leven zich bevindt. De vraag waar iemand woonplaatsheeft dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Daarbij komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de inschrijving in de BRP.
30. Bij de beantwoording van de vraag waar een belanghebbende woont is niet, althans niet alleen, bepalend waar hij het merendeel van de tijd overdag verblijft en waar hij de nacht doorbrengt, maar ook waar zich zijn persoonlijke bezittingen, zijn kleding en zijn verzorgingsproducten bevinden en waar hij doorgaans de maaltijd gebruikt, doucht en de was doet en waar hij zijn zaken behartigt. In dit verband is mede van betekenis waar de belanghebbende zijn post ontvangt en waar hij zijn administratie verzorgt en bewaart en op welk adres zijn telefoon- en internetaansluitingen en zijn verzekeringen betrekking hebben. Daarnaast is voor de vraag waar het centrum van het maatschappelijk leven van een belanghebbende is van betekenis waar zich zijn huisarts en apotheek bevinden, waar hij eventuele sportactiviteiten verricht en waar hij zijn sociale contacten onderhoudt.
31. De rechtbank overweegt dat verschillende elementen die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd niet door eiser zijn weersproken. Als het gaat om de financiën dan is van belang dat op de bankafschriften van eiser weinig afschrijvingen in [plaats 1] stonden (los van betalingen aan een restaurant). Daarbij had eiser geen (schriftelijk) huurcontract en blijkt niet uit de bankafschriften dat eiser in ieder geval in de periode die voorligt huurbetalingen heeft gedaan. Als het om het feitelijk gebruik van de woning gaat, dan erkent eiser dat hij geen sleutel van de woning aan het uitkeringsadres bij zich had tijdens het gesprek met handhaving, dat hij geen eigen kamer in de woning had en dat er relatief weinig spullen van hem in de woning lagen. Daarnaast had eiser geen sleutel van de brievenbus van het uitkeringsadres en liet hij zijn post elders bezorgen. Wat betreft activiteiten om en rond de woning komt (onweersproken) naar voren dat eiser in [plaats 2] bij zijn ouders ging eten, voornamelijk boodschappen deed in [plaats 2] , naar de sportschool ging in [plaats 2] en de dokter, tandarts en maatschappelijk werker in [plaats 2] had. Bovendien deed de moeder van eiser zijn was in het ouderlijk huis te [plaats 2] . De rechtbank concludeert op basis van al deze aspecten in onderlinge samenhang bezien dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser in de te beoordelen periode niet zijn woonplaats had op het opgegeven uitkeringsadres. Het argument van eiser dat hij onweersproken de meeste nachten op het uitkeringsadres sliep doet hier niet aan af. Het adres waar iemand de nacht doorbrengt kan een aanwijzing zijn dat diegene daar het hoofdverblijf heeft, maar is niet doorslaggevend.