4.4.Zoals de vertegenwoordiger van het college ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, is de grondslag van het bestreden besluit dat betrokkene in de te beoordelen periodes zijn woonplaats niet in Alkmaar had. Het sociale leven van betrokkene speelde zich af in Amsterdam en betrokkene was daar zodanig vaak, dat in Alkmaar niet het centrum van zijn maatschappelijk leven lag. Betrokkene verhuurde zijn woning regelmatig via Airbnb en hij heeft verklaard dan in Amsterdam te zijn. De bewoners van het appartementencomplex waarin de woning is gelegen (bewoners), verklaren dat betrokkene er bijna nooit was en dat hij zijn woning verhuurde aan toeristen. Dat betrokkene zelf niet meer in de woning woonde vindt bevestiging in de bevindingen tijdens het in 1.2.3. vermelde bezoek aan de woning. Er waren geen persoonlijke spullen van betrokkene aanwezig in de woning. De vertegenwoordiger van het college heeft ter zitting erkend dat het niet intrekken van de bijstand over de tussenliggende maanden juli 2017 en november 2017 niet consistent is met het standpunt van het college dat appellant vanaf 1 maart 2017 niet langer zijn woonplaats had in Alkmaar.
4.5.1.In artikel 40, eerste lid, van de PW is bepaald dat het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag waar iemand zijn/haar woonplaats heeft, is bepalend de plaats waar hij/zij daadwerkelijk woont en waar het centrum van zijn/haar maatschappelijk leven zich bevindt. De vraag waar iemand woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de PW dient dan ook te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Dit is vaste rechtspraak (uitspraak van 11 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT8937). Daarbij komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de inschrijving in de BRP. 4.5.2.In artikel 1:11, eerste lid, van het BW is bepaald dat een natuurlijk persoon zijn woonstede verliest door daden, waaruit zijn wil blijkt om haar prijs te geven. Dit sluit niet uit dat een woonstede ook op grond van andere feiten en omstandigheden verloren kan gaan. Dit is vaste rechtspraak (uitspraak van 29 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2560). 4.5.3.Bij de beantwoording van de vraag waar een belanghebbende woont in de zin van artikel 40, eerste lid, van de PW is gelet op 4.5.1 niet, althans niet alleen, bepalend waar hij het merendeel van de tijd overdag verblijft en waar hij de nacht doorbrengt, maar ook waar zich zijn persoonlijke bezittingen, zijn kleding en zijn verzorgingsproducten bevinden en waar hij doorgaans de maaltijd gebruikt, doucht en de was doet en waar hij zijn zaken behartigt. In dit verband is mede van betekenis waar de belanghebbende zijn post ontvangt en waar hij zijn administratie verzorgt en bewaart en op welk adres zijn telefoon- en internetaansluitingen en zijn verzekeringen betrekking hebben. Daarnaast is voor de vraag waar het centrum van het maatschappelijk leven van een belanghebbende is van betekenis waar zich zijn huisarts en apotheek bevinden, waar hij eventuele sportactiviteiten verricht en waar hij zijn sociale contacten onderhoudt.
4.6.1.Betrokkene huurde de woning op het uitkeringsadres in de te beoordelen periodes en hij stond ingeschreven in de BRP op het uitkeringsadres. Zoals in 4.5.1 is overwogen, komen aan deze omstandigheden geen doorslaggevende betekenis toe, maar dient de vraag waar betrokkene zijn woonplaats heeft te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
4.6.2.Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkene veelvuldig in Amsterdam was. Betrokkene volgde daar taalles, een inburgeringscursus en een behandeltraject bij i-psy. Verder ging betrokkene in Amsterdam naar de kapper en ging hij daar naar het ziekenhuis. Een groot deel van zijn pintransacties verrichtte betrokkene in Amsterdam en hij verhuurde zijn woning regelmatig via Airbnb. Hoewel betrokkene naar eigen verklaring op ongeveer vier dagen in de week en daarnaast soms in het weekend, in Amsterdam was, heeft het college daarmee niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene feitelijk niet meer woonde in Alkmaar. Betrokkene heeft namelijk ook verklaard op en neer te reizen tussen Alkmaar en Amsterdam en ook het college gaat hiervan uit. Tussen partijen is daarmee niet in geschil dat betrokkene terugkeerde naar zijn woning in Alkmaar. Daarnaast zijn, zoals uit 4.5.3 volgt, bij de beantwoording van de vraag waar betrokkene woont in de zin van artikel 40, eerste lid, van de PW ook andere aspecten van belang.
4.6.3.Het college heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar deze andere aspecten, zoals de plek waar de persoonlijke bezittingen van betrokkene, zijn kleding en verzorgingsproducten zich bevinden. Het college heeft niet onderzocht waar betrokkene doorgaans de maaltijd gebruikt, doucht en de was doet. In het dossier bevindt zich één brief van i-psy die is geadresseerd op een adres in Amsterdam, maar verder is niet onderzocht waar betrokkene doorgaans zijn post ontvangt, op welke plek hij zijn administratie verzorgt en bewaart. Voor de adressering van het poststuk van i-psy heeft betrokkene een verklaring gegeven. Deze verklaring houdt in dat een vriend, die betrokkene begeleidde bij i-psy, heeft gezegd dat de post naar hem kon worden gezonden en dat hij dan zou zorgen dat betrokkene deze met een toelichting/vertaling zou ontvangen. In het dossier bevinden zich ook stukken, zoals de bankafschriften, die op het uitkeringsadres zijn geadresseerd. Het is verder onbekend op welk adres zijn telefoon- en internetaansluitingen en zijn verzekeringen betrekking hebben. De toeristen die tijdens het in 1.2.3 vermelde bezoek op 14 februari 2018 zijn aangetroffen in de woning, hebben verklaard dat er geen persoonlijke spullen in de woning lagen, maar de politie of de sociaal rechercheurs hebben deze mededeling van de toeristen niet geverifieerd. Er is ook geen verslaglegging van de inrichting van de woning en de daar aanwezige spullen. De verklaringen van de bewoners bevatten geen informatie over deze aspecten. De bewoners verklaren wel eenduidig dat zij betrokkene nauwelijks zien of horen, maar betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij in verband met zijn activiteiten in Amsterdam vaak ’s avonds laat thuis kwam en weer vroeg zijn woning verliet. Bij de waarnemingen is voorts regelmatig waargenomen dat licht brandde in de woning.
4.6.4.Dat betrokkene zijn woning verhuurde via Airbnb is onvoldoende om aan te nemen dat betrokkene zijn woonplaats in Alkmaar heeft opgegeven. Het college heeft geen verder onderzoek gedaan naar de frequentie en de duur van de verhuur. Ook als ervan zou worden uitgegaan dat de woning in de te beoordelen periodes twintig keer is verhuurd via Airbnb en dat betrokkene die momenten niet aanwezig was in de woning, betekent dit dat het merendeel van de tijd de woning niet was verhuurd. Het regelmatig verhuren van de woning sluit niet uit dat betrokken in de te beoordelen periodes zijn woonplaats in Alkmaar had.