Beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank ziet zich bij de beoordeling allereerst gesteld voor de vraag of wordt voldaan aan de vereisten voor een verzoek om herziening. Daarnaast zal de rechtbank ingaan op de door eisers gevraagde procesbeslissingen.
13. In de nu voorliggende beroepszaak is het griffierecht door eisers betaald, omdat verweerder dit bedrag aan hen heeft vergoed. De argumenten van eisers dat te strenge criteria worden aangehouden voor het aannemen van betalingsonmacht vallen daarom buiten de beoordeling van deze zaak. Dit geldt ook voor de argumenten over dat de rechtbank op dit onderwerp niet zelf als ‘poortwachter’ zou mogen fungeren.
Voorwaarden aan een verzoek om herziening
14. Als de termijn waarbinnen tegen een besluit bezwaar, beroep of hoger beroep kan worden ingesteld ongebruikt is verstreken of als het gebruik van die rechtsmiddelen niet heeft geleid tot herroeping of vernietiging van dat besluit, dan staat dat besluit in rechte vast. De discussie daarover is in dat geval gesloten. Een bestuursorgaan kan er voor kiezen om een verzoek om terug te komen van een dergelijk besluit zonder onderzoek af te wijzen, als bij dat verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn vermeld. Hij hoeft dan in beginsel alleen te verwijzen naar dat eerdere, oorspronkelijk besluit. Het bestuursorgaan doet het verzoek op deze vereenvoudigde manier af met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb.
15. In dit geval toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of verweerder zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als dat zo is, kan de bestuursrechter toch aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
16. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die van zodanige aard zijn dat ze tot een ander besluit aanleiding kunnen geven. Het moet gaan om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
Onderbouwing van het verzoek om herziening door eisers
17. Eisers voeren een aantal argumenten aan over waarom zij het niet eens zijn met de toegekende bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm. Voor zover dit nieuw aangevoerde argumenten zijn, geldt dat nieuwe argumenten op zichzelf geen nieuwe feiten zijn.Zij hadden eerder naar voren gebracht moeten worden. Het rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om op basis van nieuwe argumenten een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren. Dit is slechts anders als de nieuwe argumenten steunen op nieuwe feiten en omstandigheden. Eisers verwijzen ter onderbouwing van de argumenten naar een berekening van de beslagvrije voet en rapporten van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman. De beslagvrije voet heeft echter niet zozeer betrekking op naar welke norm een bijstandsuitkering moet worden toegekend, maar op welk bedrag de belanghebbende minimaal moet overhouden in geval van een beslag door schuldeisers. Voor zover eisers hiernaar verwezen hebben om te onderbouwen dat de gehuwdennorm volgens hen te laag is, geldt dat dit meer een argument (van politieke aard) is en niet zozeer in juridische zin een nieuw feit of omstandigheid. Ook de rapporten waar eisers naar verwijzen hebben niet specifiek betrekking op de reden dat aan hen ten onrechte de gehuwdennorm zou zijn toegekend, maar gaan in zijn algemeenheid over de menselijke maat en schendingen van de beslagvrije voet door gerechtsdeurwaarders. Dit geldt ook voor de overige door eisers toegezonden stukken die een algemeen informatief karakter hebben. Het gaat hierbij onder meer om prints en stukken van: de website van Rijkwaterstaat, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, follow the money en de Universiteit Utrecht. Deze documenten kwalificeren daarom ook niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die tot een andere uitkomst kunnen leiden.
18. Eisers hebben op de zitting naar voren gebracht, dat het gegeven dat verweerder voor deze procedure het griffierecht heeft vergoed op zichzelf maakt dat sprake is van een nieuw feit. Verweerder heeft op zitting verduidelijkt dat een uitzondering is gemaakt, vanwege het argument van eisers dat de toegang tot de rechter wordt belemmerd. In deze zaak is het griffierecht aan eisers vergoed, omdat een oordeel van de rechtbank belangrijk wordt gevonden. De stelling van eisers dat zij als twee subjecten voor bijstand behandeld moeten worden volgt verweerder niet. Verweerder vindt dat terecht een gezinsuitkering is toegekend en heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank overweegt dat het vergoeden van griffierecht door verweerder niet kan worden aangemerkt als nieuw feit of veranderde omstandigheid. Het is slechts de bedoeling eisers ter wille te zijn en tot een definitieve beslechting van het geschil te komen. Verweerder geeft geen blijk van een gewijzigde visie die tot een ander besluit aanleiding kan geven.
19. Verder stellen eisers dat belangrijke informatie in het procesdossier mist en dat dit een nieuw feit is. Hierbij wijzen zij in zijn algemeenheid naar het inkomstendossier, authentieke gespreksverslagen, interne memo’s, e-mails, overige communicatie en het schuldhulpregelingsdossier. Ook wijzen eisers op twee door hen opgestelde verzoeken van 9 juli 2021 en 26 juli 2021. De opgestelde verzoeken hebben eisers op de zitting ter inzage gegeven en zijn daardoor bekend.Het gegeven dat de rechtbank een bepaald stuk niet zou hebben, is op zichzelf geen nieuw feit of veranderde omstandigheid. Eisers hebben niet concreet gemaakt welk specifiek stuk tot een andere uitkomst kan leiden en waarom dit een duidelijk andere blik op de zaak kan werpen. Dit laatste volgt ook niet uit de door hen zelf opgestelde verzoeken. Hierbij is van belang dat al meerdere keren is geoordeeld over herzieningsverzoeken met betrekking tot hetzelfde besluit en waaraan in de kern hetzelfde argument ten grondslag is gelegd, namelijk dat volgens eisers niet een uitkering naar de gehuwdennorm had moeten worden toegekend maar twee aparte uitkeringen naar de alleenstaandennorm. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
20. Eisers hebben verwezen naar een aantal bepalingen uit internationale verdragen en algemene beginselen. Onduidelijk is echter gebleven waarom dit zou gaan om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waar niet in een eerder stadium op had kunnen worden gewezen.
Gevraagde procesbeslissingen
21. De gevraagde procesbeslissing van eisers om bij verweerder documenten op te vragen wordt afgewezen. Voor zover het gaat om stukken die zouden missen, beperkt de gevraagde procesbeslissing zich tot een algemene aanduiding. Eisers hebben niet concreet gemaakt welke stukken exact missen en waarom deze van betekenis zijn voor de huidige beroepsprocedure. Eisers hebben ook geluidsopnames gevraagd van zittingen bij de rechtbank en de CRvB. De rechtbank heeft geen geluidsopnames, wel kunnen eisers verzoeken het proces-verbaal van een bepaalde zitting te ontvangen. Voor het overige moeten zij zich tot de CRvB wenden.
22. De rechtbank concludeert dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. Om deze reden wordt niet toegekomen aan een beoordeling van de inhoudelijke gronden over de destijds toegekende bijstandsnorm, die eisers ondersteunen met verwijzingen naar internationale verdragen en algemene beginselen.
Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding het niet terugkomen van het in rechte vaststaande besluit van 20 maart 2009 evident onredelijk te achten. De CRvB heeft hierover in de uitspraak van 20 februari 2018 al geoordeeld dat de hoogte van het normbedrag aan het sociaal minimum voldoet en hiermee in beginsel in de noodzakelijke kosten van bestaan kan worden voorzien.
23. Het beroep is ongegrond.
24. Om deze reden is geen plaats voor een vergoeding van proceskosten of het griffierecht.