ECLI:NL:RBMNE:2022:4262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
21/4447
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoeken bijstandsuitkering naar gehuwdennorm afgewezen

In deze zaak hebben eisers, die samenwonend zijn, herzieningsverzoeken ingediend met betrekking tot een eerder besluit van 20 maart 2009, waarin hen een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden was toegekend. De rechtbank heeft op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. Eisers voerden aan dat de gehuwdennorm hen niet voldoende bestaanszekerheid biedt en dat zij als individuen recht hebben op een bijstandsuitkering naar de alleenstaande norm. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de argumenten van eisers niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt, aangezien deze eerder naar voren waren gebracht. De rechtbank benadrukte dat het recht op herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over eerder behandelde zaken zonder nieuwe feiten. De rechtbank concludeerde dat het besluit van 20 maart 2009 in rechte vaststaat en dat de hoogte van de bijstandsuitkering voldoet aan de noodzakelijke kosten van bestaan. De rechtbank heeft ook de verzoeken van eisers om aanvullende procesbeslissingen afgewezen, omdat zij niet concreet hadden gemaakt welke specifieke stukken ontbraken en waarom deze van belang waren voor de huidige procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

[eiseres], eiseres,
tezamen: eisers, wonende te Bunnik,
en

het dagelijks bestuur van de RDWI, Regionale Sociale Dienst (verweerder)

(gemachtigden: A. Hoekerd en mr. V.V. Tuchkova).

Inleiding en procesverloop

1. Eisers hebben op 27 oktober 2020 en 18 augustus 2021 aan verweerder verzocht om terug te komen van het besluit van 20 maart 2009, waarbij verweerder aan eisers een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden heeft toegekend.
2. Met de besluiten van 11 augustus 2021 en 27 september 2021 (de primaire besluiten) heeft verweerder de verzoeken van eisers afgewezen. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt.
3. Vervolgens hebben eisers nog tijdens de bezwaarprocedure, op 1 november 2021, opnieuw aan verweerder verzocht om terug te komen van het besluit van 20 maart 2009.
4. Met het besluit van 8 november 2021, verzonden op 9 november 2021, (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Ook heeft verweerder het verzoek van 1 november 2021 afgewezen.
5. Partijen hebben op de zitting meegedeeld dat zij in deze beroepsprocedure een inhoudelijk oordeel willen over de verschillende (drie) verzoeken om herziening. Deze verzoeken hebben allen betrekking op hetzelfde onderwerp, te weten de destijds toegekende bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Om deze reden vat de rechtbank het beroep op als mede gericht tegen de afwijzing van het verzoek om herziening van 1 november 2021 en op dit onderdeel dus als rechtstreeks beroep.
6. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers en de gemachtigden van verweerder deelgenomen.

Standpunt van eisers (in essentie)

7. Eisers hebben gevraagd om herziening van het oorspronkelijke toekenningsbesluit, omdat zij het er niet mee eens zijn dat aan hen een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden is toegekend. [1] Ieder natuurlijk persoon is afzonderlijk drager van rechten en plichten en moet volgens eisers in aanmerking komen voor een individuele bijstandsuitkering naar de alleenstaande norm. Verweerder beweert dat de bijstandsnorm voorziet in de noodzakelijke kosten van het bestaan, maar wat dit precies inhoudt is volgens eisers nooit verduidelijkt. Eisers vinden dat de bijstandsnorm voor hen, zowel als koppel als individueel, nooit bestaanszekerheid heeft gegarandeerd. Zij hebben de beslagvrije voet laten berekenen en deze is hoger dan de bijstandsnorm voor gehuwden. Eisers verwijzen hierbij naar een rapport van de Nationale Ombudsman, waarin staat dat de beslagvrije voet het absolute bestaansminimum is. Bovendien is volgens hen met toekenning van de gehuwdennorm sprake van ongelijke behandeling tussen man en vrouw en binnen het gezin.
8. Eisers benadrukken daarnaast dat de rechtbank effectieve rechtsbescherming moet bieden tegen overheidswillekeur en dat grondrechten moeten worden gewaarborgd. Het gaat hierbij om toegang tot de rechter en er moet sprake zijn van een behoorlijk ingerichte procedure, die ook effectief is. Bovendien moet er een scheiding zijn tussen bestuur en rechtspraak. Dit volgt onder meer uit Europeesrechtelijke bepalingen. [2] Ook wijzen eisers op diverse beginselen. [3]
9. Los van de ingediende beroepsgronden hebben eisers aan de rechtbank ook gevraagd om procesbeslissingen te nemen. Zij stellen dat belangrijke informatie mist, waarover de rechtbank dient te beschikken om aan waarheidsvinding te kunnen doen. Om deze reden vragen eisers om verweerder op te dragen het gehele dossier toe te sturen. Ook vragen eisers geluidsopnames van zittingen bij de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep.

Standpunt van verweerder (in essentie)

10. Inhoudelijk stelt verweerder dat op grond van wat eisers aanvoeren het besluit van 20 maart 2009 niet wordt herzien. Verweerder stelt dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) al een uitspraak heeft gedaan over de aan eisers toegekende bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm en verwijst voor de motivering naar deze uitspraak. [4] De nieuwe herzieningsverzoeken (zie onder 3) heeft verweerder afgewezen, omdat volgens hem geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. [5]
11. Over de procedure voert verweerder aan dat niet onaannemelijk is dat sprake is van misbruik van procesrecht. Eisers dienen stelselmatig verzoeken in tot herziening van het besluit van 20 maart 2009, omdat zij het niet eens zijn met de toegekende bijstandsnorm. Zij dienen de herhaalde verzoeken tijdens andere procedures in, zodat niet altijd duidelijk is voor verweerder of sprake is van een aanvraag. Daarbij is voor eisers duidelijk dat de procedures geen kans van slagen hebben. Zij ontkennen niet dat al die jaren al sprake is van een gezamenlijke huishouding. Ook heeft de CRvB hier al uitspraak over gedaan op 20 februari 2018 (zie noot 4).

Beoordeling door de rechtbank

12. De rechtbank ziet zich bij de beoordeling allereerst gesteld voor de vraag of wordt voldaan aan de vereisten voor een verzoek om herziening. Daarnaast zal de rechtbank ingaan op de door eisers gevraagde procesbeslissingen.
13. In de nu voorliggende beroepszaak is het griffierecht door eisers betaald, omdat verweerder dit bedrag aan hen heeft vergoed. De argumenten van eisers dat te strenge criteria worden aangehouden voor het aannemen van betalingsonmacht vallen daarom buiten de beoordeling van deze zaak. Dit geldt ook voor de argumenten over dat de rechtbank op dit onderwerp niet zelf als ‘poortwachter’ zou mogen fungeren.
Voorwaarden aan een verzoek om herziening
14. Als de termijn waarbinnen tegen een besluit bezwaar, beroep of hoger beroep kan worden ingesteld ongebruikt is verstreken of als het gebruik van die rechtsmiddelen niet heeft geleid tot herroeping of vernietiging van dat besluit, dan staat dat besluit in rechte vast. De discussie daarover is in dat geval gesloten. Een bestuursorgaan kan er voor kiezen om een verzoek om terug te komen van een dergelijk besluit zonder onderzoek af te wijzen, als bij dat verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn vermeld. Hij hoeft dan in beginsel alleen te verwijzen naar dat eerdere, oorspronkelijk besluit. Het bestuursorgaan doet het verzoek op deze vereenvoudigde manier af met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. [6]
15. In dit geval toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of verweerder zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als dat zo is, kan de bestuursrechter toch aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [7]
16. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die van zodanige aard zijn dat ze tot een ander besluit aanleiding kunnen geven. Het moet gaan om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [8]
Onderbouwing van het verzoek om herziening door eisers
17. Eisers voeren een aantal argumenten aan over waarom zij het niet eens zijn met de toegekende bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm. Voor zover dit nieuw aangevoerde argumenten zijn, geldt dat nieuwe argumenten op zichzelf geen nieuwe feiten zijn. [9] Zij hadden eerder naar voren gebracht moeten worden. Het rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om op basis van nieuwe argumenten een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren. Dit is slechts anders als de nieuwe argumenten steunen op nieuwe feiten en omstandigheden. Eisers verwijzen ter onderbouwing van de argumenten naar een berekening van de beslagvrije voet en rapporten van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman. De beslagvrije voet heeft echter niet zozeer betrekking op naar welke norm een bijstandsuitkering moet worden toegekend, maar op welk bedrag de belanghebbende minimaal moet overhouden in geval van een beslag door schuldeisers. Voor zover eisers hiernaar verwezen hebben om te onderbouwen dat de gehuwdennorm volgens hen te laag is, geldt dat dit meer een argument (van politieke aard) is en niet zozeer in juridische zin een nieuw feit of omstandigheid. Ook de rapporten waar eisers naar verwijzen hebben niet specifiek betrekking op de reden dat aan hen ten onrechte de gehuwdennorm zou zijn toegekend, maar gaan in zijn algemeenheid over de menselijke maat en schendingen van de beslagvrije voet door gerechtsdeurwaarders. Dit geldt ook voor de overige door eisers toegezonden stukken die een algemeen informatief karakter hebben. Het gaat hierbij onder meer om prints en stukken van: de website van Rijkwaterstaat, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, follow the money en de Universiteit Utrecht. Deze documenten kwalificeren daarom ook niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die tot een andere uitkomst kunnen leiden.
18. Eisers hebben op de zitting naar voren gebracht, dat het gegeven dat verweerder voor deze procedure het griffierecht heeft vergoed op zichzelf maakt dat sprake is van een nieuw feit. Verweerder heeft op zitting verduidelijkt dat een uitzondering is gemaakt, vanwege het argument van eisers dat de toegang tot de rechter wordt belemmerd. In deze zaak is het griffierecht aan eisers vergoed, omdat een oordeel van de rechtbank belangrijk wordt gevonden. De stelling van eisers dat zij als twee subjecten voor bijstand behandeld moeten worden volgt verweerder niet. Verweerder vindt dat terecht een gezinsuitkering is toegekend en heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank overweegt dat het vergoeden van griffierecht door verweerder niet kan worden aangemerkt als nieuw feit of veranderde omstandigheid. Het is slechts de bedoeling eisers ter wille te zijn en tot een definitieve beslechting van het geschil te komen. Verweerder geeft geen blijk van een gewijzigde visie die tot een ander besluit aanleiding kan geven.
19. Verder stellen eisers dat belangrijke informatie in het procesdossier mist en dat dit een nieuw feit is. Hierbij wijzen zij in zijn algemeenheid naar het inkomstendossier, authentieke gespreksverslagen, interne memo’s, e-mails, overige communicatie en het schuldhulpregelingsdossier. Ook wijzen eisers op twee door hen opgestelde verzoeken van 9 juli 2021 en 26 juli 2021. De opgestelde verzoeken hebben eisers op de zitting ter inzage gegeven en zijn daardoor bekend. [10] Het gegeven dat de rechtbank een bepaald stuk niet zou hebben, is op zichzelf geen nieuw feit of veranderde omstandigheid. Eisers hebben niet concreet gemaakt welk specifiek stuk tot een andere uitkomst kan leiden en waarom dit een duidelijk andere blik op de zaak kan werpen. Dit laatste volgt ook niet uit de door hen zelf opgestelde verzoeken. Hierbij is van belang dat al meerdere keren is geoordeeld over herzieningsverzoeken met betrekking tot hetzelfde besluit en waaraan in de kern hetzelfde argument ten grondslag is gelegd, namelijk dat volgens eisers niet een uitkering naar de gehuwdennorm had moeten worden toegekend maar twee aparte uitkeringen naar de alleenstaandennorm. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
20. Eisers hebben verwezen naar een aantal bepalingen uit internationale verdragen en algemene beginselen. Onduidelijk is echter gebleven waarom dit zou gaan om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waar niet in een eerder stadium op had kunnen worden gewezen.
Gevraagde procesbeslissingen
21. De gevraagde procesbeslissing van eisers om bij verweerder documenten op te vragen wordt afgewezen. Voor zover het gaat om stukken die zouden missen, beperkt de gevraagde procesbeslissing zich tot een algemene aanduiding. Eisers hebben niet concreet gemaakt welke stukken exact missen en waarom deze van betekenis zijn voor de huidige beroepsprocedure. Eisers hebben ook geluidsopnames gevraagd van zittingen bij de rechtbank en de CRvB. De rechtbank heeft geen geluidsopnames, wel kunnen eisers verzoeken het proces-verbaal van een bepaalde zitting te ontvangen. Voor het overige moeten zij zich tot de CRvB wenden.
Conclusie
22. De rechtbank concludeert dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. Om deze reden wordt niet toegekomen aan een beoordeling van de inhoudelijke gronden over de destijds toegekende bijstandsnorm, die eisers ondersteunen met verwijzingen naar internationale verdragen en algemene beginselen.
Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding het niet terugkomen van het in rechte vaststaande besluit van 20 maart 2009 evident onredelijk te achten. De CRvB heeft hierover in de uitspraak van 20 februari 2018 al geoordeeld dat de hoogte van het normbedrag aan het sociaal minimum voldoet en hiermee in beginsel in de noodzakelijke kosten van bestaan kan worden voorzien. [11]
23. Het beroep is ongegrond.
24. Om deze reden is geen plaats voor een vergoeding van proceskosten of het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is volgens hen onder meer in strijd met artikel 13 en 14 van het Europees Sociaal Handvest (ESH), artikel 14 van het EVRM, artikel 1,6,7,20,21 en 34 van het Handvest van de Grondrechten van de EU (het Handvest), artikel 25 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM), het Internationaal Verdrag inzake economische sociale en culturele rechten (IVESCR) en artikel 1, 20, 90 en 94 van de Grondwet.
2.Eisers wijzen op artikel 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3.Het recht op toegang tot de rechter, onafhankelijkheid van de rechter, onpartijdigheidsbeginsel, beginsel van hoor en wederhoor, verdedigingsbeginsel, openbaarheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en beginsel van de redelijke termijn.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 20 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:512.
5.In de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 19 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1679 r.o. 4.1.
7.Zie de uitspraken van de Raad van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:307 r.o. 4.3.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO3771 r.o. 3.2.
10.Deze zijn niet aan het procesdossier toegevoegd.
11.Zie de uitspraak van de Raad van 20 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:512 r.o. 4.5.1.