ECLI:NL:CRVB:2010:BO3771

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2252 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake zorgverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 24 februari 2010. De verzoekers, de erven van [betrokkene], hadden verzocht om herziening van de uitspraak die hen niet in het gelijk stelde in een geschil met het College voor zorgverzekeringen (Cvz). De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. De verzoekers waren niet verschenen op de zitting, terwijl het Cvz vertegenwoordigd was door mr. F. van Woerden.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet kan worden gebruikt om nieuwe argumenten aan te voeren die eerder niet zijn besproken. De Raad heeft ook opgemerkt dat de situatie waarover de verzoekers verwijzen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wezenlijk verschilt van hun eigen situatie. De Raad concludeert dat de verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er feiten of omstandigheden zijn die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

Uiteindelijk heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen en geen termen aanwezig geacht voor de toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/2252 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
de erven van [betrokkene], wonende te Spanje (hierna: verzoekers),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 februari 2010, 09/821,
in het geding tussen:
verzoekers
en
het College voor zorgverzekeringen (hierna: Cvz).
Datum uitspraak: 12 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekers heeft W. Leufkens, wonende te Heerlen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 24 februari 2010 (LJN BL5578).
Het Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2010. Verzoekers zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Namens het Cvz is verschenen mr. F. van Woerden.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt verzocht, heeft de Raad – oordelend op het hoger beroep van verzoekers – de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2009, 07/4077, bevestigd. De Raad heeft daarbij onder andere geoordeeld dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien een vergoeding van kosten voor verleende rechtsbijstand toe te kennen, nu niet gebleken was dat deze rechtsbijstand beroepsmatig was verleend.
2. Namens verzoekers is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 21 oktober 2009 (LJN BK0838), gesteld dat uit genoemde uitspraak blijkt dat de rechter het verliezend bestuursorgaan de kosten van juridische bijstand moet laten vergoeden, zelfs al is de rechtsbijstandverlener een leek.
3.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 13 januari 2005 (LJN AS3516) is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, eventueel op basis van nieuwe argumenten, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
3.2. De Raad stelt vast dat bij het onderhavige verzoek om herziening namens verzoekers is gewezen op een uitspraak van 21 oktober 2009. De Raad moet constateren dat, daargelaten de uitleg die namens verzoekers is gegeven van deze uitspraak, de feitelijke situatie waarover de ABRS heeft beslist geheel anders van aard was dan in het onderhavige geding. Tevens stelt de Raad vast dat genoemde uitspraak op 21 oktober 2009 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd. Niet gezegd kan worden dat deze uitspraak ten tijde van de uitspraak van de Raad bij (de gemachtigde van) verzoekers niet redelijkerwijs bekend kon zijn.
3.3. Gelet op het onder 3.1 en 3.2 gestelde dient het verzoek om herziening afgewezen te worden.
4. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en J.P.M. Zeijen en E.E.V. Lenos als leden in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T.J. van der Torn.
JL