ECLI:NL:RBMNE:2022:4094

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/1587
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van gemeente Almere over niet-ontvankelijkheid bezwaar WMO

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 21 februari 2022 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres had op 22 februari 2021 een melding gedaan voor de omzetting van haar zorgaanbieder en ontving een Persoonlijk Ondersteuningsplan (POP1). De indicatie van eiseres liep op 31 maart 2021 af, waarna een verlenging werd afgegeven tot 31 maart 2022. Eiseres tekende op 6 maart 2021 voor een nieuw plan (POP2) waarin de ondersteuning werd vastgesteld op 2,5 uur per week. Eiseres maakte op 25 juni 2021 bezwaar tegen het besluit van verweerder, maar dit bezwaar werd als te laat ingediend beschouwd, omdat de bezwaartermijn op 7 juni 2021 afliep. Verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, wat eiseres aanvocht.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van het aantal uren ondersteuning, maar de rechtbank concludeert dat zij dit had kunnen weten, aangezien het aantal uren in het POP2 was vastgelegd. De rechtbank wijst erop dat eiseres het POP2 heeft ondertekend en dus op de hoogte was van haar recht op 2,5 uur ondersteuning. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (verweerder)

(gemachtigde: A. Nijland-Nagtegaal).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit 21 februari 2022 van verweerder om haar bezwaar ongegrond te verklaren.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er tot nu toe in deze zaak gebeurd?
1. Eiseres heeft op 22 februari 2021 een melding gedaan, waarin zij verzoekt om omzetting van de zorgaanbieder van Buurtdiensten naar Alphatrots. Verweerder heeft een Persoonlijk ondersteuningsplan opgesteld (POP1). Omdat de indicatie van eiseres op 31 maart 2021 afliep, is gelijktijdig een verlenging van de indicatie afgegeven voor de duur van één jaar van 2 maart 2021 tot en met 31 maart 2022. Eiseres heeft op 4 maart 2021 POP1 voor akkoord getekend. Op 6 maart 2021 heeft eiseres een gesprek gehad met Alphatrots over onder andere de omvang van de hulp: 2,5 uur per week. Dit is vastgelegd in POP2 en eiseres heeft het plan voor akkoord getekend op 6 maart 2021.
2. Verweerder heeft naar aanleiding van POP1 en POP2 op 23 april 2021 (primair besluit) besloten dat eiseres recht heeft op een maatwerkvoorziening in de vorm van een ondersteuningsarrangement. Dit arrangement wordt aangeduid als ‘Lichamelijke achteruitgang pakket A (HH) en wordt geleverd door een zorgaanbieder die een contract heeft met verweerder.
3. Eiseres heeft op 25 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder. Dat is in principe te laat, omdat de bezwaartermijn van zes weken op 7 juni 2021 afliep. [1] Volgens verweerder heeft eiseres geen goede reden waarom zij te laat bezwaar heeft gemaakt en daarom heeft verweerder op 21 februari 2022 (bestreden besluit) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. [2]
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres voert aan dat zij wel een goede reden heeft waarom zij te laat bezwaar heeft ingediend en heeft daarom beroep ingesteld. Zij wist namelijk niet op hoeveel uur ondersteuning zij kon rekenen omdat verweerder de maatwerkvoorziening heeft toegekend in de vorm van een resultaat. In de praktijk komt het er op neer dat eiseres eerst 4 uur per week hulp kreeg, maar de zorgaanbieder heeft dit verlaagd naar 2,5 uur per week. Deze verlaging is voor eiseres niet voorzienbaar geweest, omdat het nergens staat genoemd. Eiseres stelt dat zij dus verschoonbaar te laat is met het indienen van het bezwaar. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar meerdere uitspraken van onder andere de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [3] Eiseres voert aan dat 2,5 uur te weinig is en wil graag 4 uur per week ondersteuning.
Wat vindt verweerder?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De uren aan ondersteuning waar eiseres recht op heeft, zijn duidelijk omschreven in POP2. Dit plan heeft eiseres op 6 maart 2021 getekend en volgens verweerder wist eiseres dus dat zij recht heeft op 2,5 uur ondersteuning.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Partijen zijn het er over eens dat eiseres in principe te laat bezwaar heeft ingediend. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dus eiseres niet kan worden aangerekend.
7. De beslissing van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank legt hierna uit waarom.
8. De rechtbank is het met eiseres eens dat het primaire besluit van 23 april 2021 niet het aantal uren aan ondersteuning waar zij recht op heeft vermeld. Het aantal uren wordt wel vermeld in het POP2. Uit het primaire besluit blijkt dat het POP onlosmakelijk deel uitmaakt dat dit besluit. [4] Eiseres heeft het POP2 ondertekent en wist dus of had kunnen weten op hoeveel uren per week zij recht heeft op huishoudelijke hulp. Daarom hoefde verweerder het aantal uren niet ook nog te vermelden in het primaire besluit. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat ondertekening van POP2 niet betekent dat zij akkoord was met het aantal uren. Wat hier ook van zij, dit verandert niet dat eiseres bekend was of had kunnen zijn met de urenvaststelling. Verder blijkt nergens uit dat de zorgaanbieder per ongeluk uren voor de huishoudelijke hulp heeft aangegeven, dat verweerder dit abusievelijk heeft overgenomen en dat eiseres daarom aan de urenvaststelling geen rechten kan ontlenen. Eiseres had dit tijdens de zitting gesteld.
9. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat verweerder handelt in strijd met zijn eigen beleid. Volgens eiseres kent verweerder alleen de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp toe in de vorm van een resultaat. Verweerder heeft hierop gereageerd dat hij in veel zaken indiceert in de vorm van een resultaat, maar dat in het geval van eiseres is geïndiceerd in een aantal uren. Dit is volgens verweerder niet in strijd met zijn beleidsregel.
10. Eiseres heeft haar stelling dat verweerder handelt in strijd met zijn eigen beleid niet onderbouwd. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat verweerder in strijd met zijn eigen beleid heeft gehandeld door eiseres een indicatie met urenvaststelling toe te kennen.
11. Eiseres heeft nog verwezen naar uitspraken van rechtbanken en de CRvB. De rechtbank ziet in deze verwijzingen geen aanleiding om anders te oordelen. Er is namelijk geen sprake van een verlengde besluitvorming. Ook is de situatie van eiseres niet gelijk aan die beschreven in de uitspraken, omdat in die situaties nergens uit bleek op hoeveel uur per week huishoudelijke hulp de betrokkenen recht hadden of de concrete invulling bleek pas geruime tijd na de besluitvorming. Uit randnummer 8. volgt dat eiseres wel op de hoogte was of had kunnen zijn op hoeveel uur huishoudelijke hulp zij recht had. Wat betreft de verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 18 mei 2015 [5] stelt de rechtbank vast dat verweerder in het geval van eiseres de werkzaamheden, omvang in tijd en frequentie heeft geconcretiseerd in POP2.
12. Verweerder heeft de termijnoverschrijding op goede gronden niet verschoonbaar geacht en het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt dus niet toe aan de bespreking van de inhoudelijke gronden dat het aantal uur huishoudelijk hulp te weinig is.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Voor proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikelen 6:6 en 6:5 van de Awb.
4.Zie pagina 1 van het primaire besluit.