ECLI:NL:CRVB:2015:1402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van woonadres in de GBA
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering voor appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als thuiswonend is aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het bezwaar van appellante tegen de herziening en terugvordering ongegrond verklaarde. De minister had op basis van een controle van het woonadres van appellante, waaronder een huisbezoek, geconcludeerd dat zij niet woonde op het adres waar zij in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) stond ingeschreven. Appellante had studiefinanciering ontvangen op basis van de norm voor uitwonende studenten, maar de minister herzag deze naar de norm voor thuiswonende studenten en vorderde een bedrag van € 1.905,40 terug.
De rechtbank oordeelde dat er een zorgvuldig onderzoek had plaatsgevonden naar de woonsituatie van appellante en dat de minister de conclusie mocht trekken dat appellante niet op haar GBA-adres woonde. Appellante betwistte dit oordeel en voerde aan dat de rechtbank onvoldoende waarde had gehecht aan haar tegenbewijs. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de gronden in hoger beroep grotendeels dezelfde waren als die in beroep. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het bestreden besluit terecht in stand was gelaten. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.