In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiseres, die aanspraak maakte op Onvermijdelijk Verzwarende Omstandigheden (OVW) periodieken. Eiseres had eerder, op 9 april 2018, een verzoek ingediend bij de korpschef van politie om terug te komen van besluiten van 16 december 2014, waarin werd bepaald dat geen aanspraak kon worden gemaakt op OVW-periodieken. De rechtbank oordeelde dat het herzieningsverzoek terecht was afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit van 2014, waardoor dit besluit in rechte vaststond.
De rechtbank overwoog dat eiseres ten onrechte dacht dat zij samen met een groep collega’s procedeerde en dat zij niet op de hoogte was van het besluit van 16 december 2014. De rechtbank concludeerde dat het herzieningsverzoek gelijkgesteld moest worden aan een herhaalde aanvraag, en dat er geen aanleiding was om het besluit van 2014 te herzien. Eiseres had vanaf 9 april 2018 aanspraak op OVW-periodieken, maar de rechtbank vond dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.