Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder de bijstandsuitkering van eiser heeft mogen beëindigen per 9 maart 2020, op de grond dat eiser zijn hoofdverblijf buiten de gemeente [woonplaats] zou hebben. Allereerst gaat het erom op wie de bewijslast rust. Vervolgens zijn concrete gegevens van belang die aanduiden waar het zwaartepunt van eisers persoonlijk leven ligt. In dit kader zal de rechtbank de aangevoerde indicaties en contra-indicaties beoordelen.
10. Het beëindigen van de bijstandsuitkering van eiser is een belastend besluit, om deze reden rust de bewijslast in beginsel op verweerder. Dit ligt echter anders in het geval van extreem laag water- en/ of energieverbruik. In dat geval is de veronderstelling gerechtvaardigd dat de betreffende woning niet als feitelijk hoofdverblijf heeft gediend.
11. Verweerder heeft het gas- en elektraverbruik bepaald aan de hand van door eiser, in de e-mail van 6 juli 2020, overgelegde gegevens. Over de periode van 23 oktober 2018 tot 6 juli 2020 (een jaar en 8,5 maand) is het gasverbruik vastgesteld op 105 m3 (92 m3 - 197 m3). Dit terwijl volgens de gegevens van Nibud het gemiddeld verbruik voor een flat (in 2020) 990 m3 per jaar is. Eiser heeft gesteld en onderbouwd dat sprake was van werkzaamheden vanwege het verwijderen van asbest, waardoor hij pas medio februari 2019 de woning heeft kunnen betrekken. Indien hiervan uitgegaan wordt dan ligt het gemiddelde gasverbruik in een jaar tijd op 76,36 m3 (105/16,5 = 6,36 x 12 = 76,36). De rechtbank concludeert dat ook in dit geval sprake is van een extreem laag gasverbruik.
12. Uit de e-mail van eiser van 6 juli 2020 is een elektraverbruik op te maken van 214 kWh hoog en 196 kWh laag over de periode van 23 oktober 2018 tot 6 juli 2020. Verweerder heeft beargumenteerd dat uit het overzicht van Nibud een gemiddeld verbruik voor een éénpersoonshuishouden blijkt van 1825 kWh per jaar. Uitgaande van de periode medio februari 2019 tot 6 juli 2020 ligt eisers gemiddelde verbruik (hoog- en laagverbruik bij elkaar opgeteld) ongeveer op 298 kWh per jaar (214 + 196 = 410/16,5 = 24,85 x 12 = 298,18). De rechtbank concludeert dat ook het elektraverbruik extreem laag is.
13. Eiser heeft verder als verklaring gegeven voor het lage gas- en energieverbruik, dat hij kant-en-klaar maaltijden van XXL Nutrition eet, regelmatig bij mevrouw [A] in [woonplaats] verblijft en vaak bij zijn moeder in [woonplaats] eet. Dit zijn aspecten die het verbruik enigszins kunnen beïnvloeden, maar niet dusdanig sterk als in de woning gemeten. Het verklaart ook niet waarom er bij het elektraverbruik nauwelijks een verschil in hoog- en laagverbruik (dag- en nachttarief) te zien is.
14. Het waterverbruik kan voor de woning niet beoordeeld worden, omdat dit wordt omgeslagen voor het hele complex op basis van het aantal m2 van iedere woning. Hiermee zegt het niets over het feitelijk verbruik van eiser. Eisers argument dat hij vaak doucht in de sportschool kan dus niet worden beoordeeld in het kader van een al dan niet laag waterverbruik. Hoe dan ook is sprake van extreem laag gas- en elektraverbruik en rechtvaardigt dit de veronderstelling dat eiser niet in de woning op het uitkeringsadres woonde.Het is nu aan eiser dit te weerleggen.
Hoofdverblijf, zwaartepunt van het persoonlijk leven
15. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit moet worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
Indicaties en contra-indicaties naar voren gebracht door eiser
16. Indicaties waarom eiser vindt dat hij wel zijn hoofdverblijf had binnen de gemeente [woonplaats] :
1. Tijdens het huisbezoek op 2 maart 2020 zijn zaken geconstateerd die er op duiden dat eiser de woning in [woonplaats] bewoond. Er is meubilair aangetroffen, waaronder een beslapen tweepersoonsbed, een kast met kleding, etenswaren en douchespullen.
2. Daarnaast heeft eiser een halfjaarlijks fitnessabonnement betaald bij All-in Sport in [woonplaats] , waaruit volgt dat eiser vaak in [woonplaats] verblijft en hier ook sport.
3. De heer [B] van het Buurtteam [locatie] heeft op 12 januari 2021 schriftelijk een verklaring opgesteld onder meer over de woonsituatie van eiser in [woonplaats] vanaf 2018. In een aanvullende verklaring van 18 januari 2021 heeft de heer [B] verklaard dat hij zelf ten tijde van het ondersteuningstraject twee keer bij eiser thuis is geweest.
4. De ex-partner van eiser en zijn kinderen zijn regelmatig bij eiser in [woonplaats] . Dit blijkt uit de pintransacties van de ex-partner in/ rond [woonplaats] .
5. Verweerder heeft op 28 februari 2020 een uitnodigingsbrief gestuurd en eiser heeft hier dezelfde nacht nog op gereageerd. Dat zo snel gereageerd wordt op post in de woning in [woonplaats] is een indicatie dat eiser hier woont.
6. De verhuurder van de woning in [woonplaats] heeft op 20 januari 2021 een e-mail gestuurd over klachten van overlast van de buurvrouw van eiser. Op 12 februari 2021 en 3 maart 2021 heeft de verhuurder e-mails gestuurd, waarin staat dat de overlast volgens de buurvrouw is begonnen vanaf de zomer 2019.
7. Door een waterlekkage kon eiser in oktober 2019 niet in zijn woning verblijven.
8. Eiser bezoekt regelmatig de [moskee] in [woonplaats] , dit blijkt ook uit een verklaring van [C] van 27 januari 2021.
17. Naast deze indicaties heeft eiser gronden aangevoerd waarmee hij de onderbouwing van verweerder op diverse punten weerlegt. Zo voert hij - puntsgewijs samengevat - aan dat de waarnemingen in [woonplaats] niet representatief zijn. Dat hij maaltijden van XXL Nutrition op het adres in [woonplaats] heeft besteld vanwege een korting. Dat er meer pintransacties in [woonplaats] dan in [woonplaats] zijn geweest. Dat hij niet het hoofdverblijf in [woonplaats] had, maar daar wel regelmatig was vanwege de zorg voor zijn kinderen. Dat de Nissan van zijn vader er ook met enige regelmaat stond vanwege het oppassen door opa en oma. Dat zijn broertje uitsluitend tijdens carnaval de post in de woning heeft gecontroleerd. Tot slot voert eiser aan dat verweerder foto’s en een verslag achterhoudt. De foto’s zouden zijn gemaakt tijdens het huisbezoek in [woonplaats] . Op de foto’s zou veel meer kleding te zien zijn dan door verweerder beschreven.
Indicaties naar voren gebracht door verweerder
18. Indicaties dat eiser niet zijn hoofdverblijf binnen de gemeente [woonplaats] had
(los van het gemeten gas- en elektraverbruik) zijn volgens verweerder:
1. In de woning van eiser is erg weinig kleding aangetroffen tijdens het huisbezoek van 2 maart 2020, namelijk een paar onderbroeken en wat heren sportkleding. Dit terwijl in de woning van eisers ex-partner in [woonplaats] , tijdens het huisbezoek daar op 13 december 2019, veel meer herenkleding is aangetroffen.
2. Verder heeft eiser verklaard dat hij in het bezit is van de sleutel van de woning van zijn ex-partner in [woonplaats] . Ook is bij vier van de acht waarnemingen in [woonplaats] (in de periode van 9 maart 2020 tot en met 18 maart 2020) geconstateerd dat eiser de woning van zijn ex-partner binnengaat en verlaat. Bij alle waarnemingen (8/8) is de Nissan Qashqai (kenteken: [kenteken] ) aangetroffen in een parkeervak nabij de woning van eisers ex-partner te [woonplaats] . Deze auto staat op naam van eisers vader.
3. Daarbij is uit internetonderzoek gebleken dat eiser sportinstructeur is bij [sportschool] in [plaats] en daar regelmatig sportlessen geeft.Ook geeft eiser sportlessen bij [sportschool] ( [sportschool] ) in [plaats] .
4. Ook heeft eiser in de periode van 7 januari 2019 tot en met 3 maart 2020 bestellingen gedaan bij XXL Nutrition, op alle zeventien facturen staat de naam en het telefoonnummer van eiser, maar het adres van zijn ex-partner te [woonplaats] .
5. Daarnaast zijn de bankafschriften van eiser geadresseerd aan het adres van zijn ex-partner te [woonplaats] en hebben de meeste pintransacties in [woonplaats] plaatsgevonden, slechts enkele waren in [woonplaats] .
6. Tot slot heeft eiser zelf verklaard dat zijn broertje regelmatig de post komt controleren in [woonplaats] , waardoor aannemelijk is dat eiser vaak niet in de woning is.
Weging van (contra)indicaties, concrete feiten en omstandigheden
19. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiser zijn hoofdverblijf buiten de gemeente [woonplaats] had. Het gaat er dus om of aannemelijk is dat eiser zijn hoofdverblijf buiten de gemeente [woonplaats] had en niet of eiser zijn hoofdverblijf in [woonplaats] of elders had. Verder is van belang dat de indicaties en bewijsstukken betrekking hebben op 9 maart 2020 (de datum waarop verweerder de bijstandsuitkering van eiser heeft beëindigd) of de periode daarvoor.
20. Eiser heeft een heel aantal gronden en bewijsstukken naar voren gebracht. Uit bepaalde argumenten is echter niet op te maken dat eiser ook daadwerkelijk in de woning in [woonplaats] verbleef. Zo wordt aan de hand van een half jaarlijks fitness- abonnement niet duidelijk of en hoe vaak eiser daadwerkelijk naar fitness is gegaan en beantwoordt dit ook niet de vraag of eiser in de woning in [woonplaats] woonde. De brieven van de heer [B] van het Buurtteam [locatie] zijn van ruim na 9 maart 2020, namelijk van 12 januari en 18 januari 2021. Bovendien is de heer [B] zelf slechts twee keer bij eiser thuis geweest in de periode waar het om gaat. Dat de ex-partner van eiser kennelijk meermaals in of rond [woonplaats] gepind heeft, zegt ook niet veel. Zij heeft immers haar schoonfamilie in [woonplaats] en kan ook (andere) familie of vrienden in en rond [woonplaats] hebben of hier om andere redenen weleens zijn. Dat eiser door een enkele waterlekkage niet in zijn woning kon verblijven, is niet aannemelijk en bovendien zou het dan om een korte periode gaan. De brief van het moskeebestuur is van ruim na de beëindiging van de uitkering (27 januari 2021) en noemt niet of eiser hier in de periode in geding is gekomen.
21. De meest concrete indicaties dat eiser eventueel wel in de woning op het uitkeringsadres heeft verbleven, bestaan eruit dat tijdens het huisbezoek van 2 maart 2020 het bed van eiser beslapen was en de woning enigszins ingericht. Ook is een concreet gegeven dat de verhuurder in een e-mail schrijft dat vanaf de zomer van 2019 overlast wordt ervaren door de buurvrouw in [woonplaats] .
22. De meest concrete indicaties dat eiser niet op het uitkeringsadres heeft verbleven, bestaan eruit dat verweerder in de woning maar weinig kleding heeft aangetroffen. Niet is gebleken van gemaakte foto’s of een achtergehouden verslag, waaruit iets anders zou volgen. Ook is uit internetonderzoek gebleken dat eiser ten tijde van de beslissing op bezwaar in twee sportscholen in [plaats] sportlessen gaf. Daarnaast is opvallend dat de bankafschriften van eiser nog steeds geadresseerd waren aan het adres van zijn ex-partner te [woonplaats] . Verder valt op dat eiser een groot aantal maaltijden/ supplementen op het adres in [woonplaats] heeft laten bezorgen. Hoewel hij wellicht op deze manier korting kon krijgen, is dit niet logisch als het zwaartepunt van het persoonlijk leven in [woonplaats] ligt.
23. De rechtbank concludeert dat alle hiervoor genoemde indicaties en contra-indicaties in onderlinge samenhang bezien maken dat het rechtsvermoeden dat eiser niet op het uitkeringsadres woonde door hem niet is weerlegd. Om deze reden is verweerder terecht uitgegaan van het hoofdverblijf van eiser buiten de gemeente [woonplaats] .
24. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in het horen van de door de gemachtigde van eiser genoemde getuige.
25. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
26. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.