ECLI:NL:RBMNE:2018:6905

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/707619-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en witwassen met gevangenisstraf van 24 maanden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 16 januari 2018 in Bunschoten vijf vuurwapens en 87 patronen voorhanden had en zich schuldig maakte aan het witwassen van verschillende geldbedragen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na openbare terechtzittingen op 23 april, 2 juli en 24 september 2018. De officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, heeft de verdachte beschuldigd van het bezit van vuurwapens en witwassen. De verdachte, geboren in Syrië en thans gedetineerd, heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij het geld gevonden had en dat hij niet wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig zijn en dat het geld niet op legale wijze verkregen kon zijn, gezien zijn beperkte legale inkomen en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk witwassen van geldbedragen en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/707619-17; 16/706077-14 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1985] te [geboorteplaats] (Syrië)
wonende te [woonplaats] aan de [adres]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Detentiecentrum Schiphol

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare
terechtzittingen van 23 april 2018, 2 juli 2018 en 24 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De tenlastelegging en de nadere omschrijving van de tenlastelegging zijn als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 16 januari 2018 in Bunschoten vijf vuurwapens en 87 patronen voorhanden heeft gehad;
feit 2 op 16 januari 2018 in Bunschoten zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van verschillende geldbedragen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 onder b ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier heeft gesteld dat het onder a van feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden. Het geld is niet afkomstig van misdrijf. Verdachte heeft het geld gevonden en de herkomst daarvan niet verhuld. De verklaring van verdachte wordt niet weersproken door enig bewijsmiddel in het dossier. Gelet op de tenlastelegging zijn de aangetroffen horloges en uitgaven van verdachte niet relevant.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 september 2018;
  • een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 17;
  • een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 41 en 42;
  • een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43 tot en met 48.
feit 2
Op 16 januari 2018 werd de door verdachte gehuurde woning in het appartementenhotel aan de [adres] in [woonplaats] doorzocht. Tijdens de doorzoeking werd onder andere een geldbedrag van € 684,08 aangetroffen. In de broekzak van verdachte werd een bedrag van € 3.400,00 aangetroffen en in beslag genomen. [2]
Bij een tweede doorzoeking van de woning van verdachte op 17 januari 2018 werd in een rugzak een geldbedrag van € 33.410,00 aangetroffen en in beslag genomen. [3]
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt met betrekking tot het bij de bewijslevering te hanteren toetsingskader het volgende voorop.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet vereist is dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet (Hof Amsterdam, 18 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5279).
Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (Hoge Raad (hierna: HR) 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4094; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2471 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:194).
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat het legale inkomen van verdachte en zijn echtgenote (ruimschoots) ontoereikend is om zijn bezittingen te kunnen verantwoorden. Daar komt bij dat verdachte in de schuldsanering zit, hetgeen veronderstelt dat betrokkene juist geen vermogen heeft. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van de verdachte mag derhalve worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor zijn handelen met betrekking tot de onder 2 in de tenlastelegging genoemde voorwerpen (zijnde geldbedragen) geeft. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte en zijn echtgenote over periode van 1 januari 2016 tot en met 26 februari 2018 een gezamenlijk legaal inkomen hadden van € 19.800 bruto. [4]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft zich na zijn aanhouding door de politie beroepen op zijn zwijgrecht ten aanzien van de in zijn woning aangetroffen geldbedragen. Ook daarna heeft verdachte zich bij de politie, de rechter-commissaris en in de raadkamer van de rechtbank beroepen op zijn zwijgrecht.
Verdachte heeft voor het eerst op 12 juni 2018, in een door zijn raadsman opgestelde schriftelijke verklaring [5] , - onder andere - verklaard dat hij in december 2016 een tas met een kogelwerend vest, wapens en ongeveer € 40.000,00 aan contant geld in de bosjes had gevonden.
Verder zou hij regelmatig in het casino geld hebben gewonnen en had hij een bedrag van in totaal ongeveer € 25.000,00 van de gasten op zijn bruiloft gekregen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaringen van verdachte als volgt.
Tas met o.a.kogelwerend vest
Uit onderzoek is gebleken dat het kogelwerend vest geproduceerd is op 12 februari 2017 [6]
Op 14 augustus 2018 werd verdachte geconfronteerd met het feit dat het kogelwerend vest is geproduceerd in februari 2017, terwijl hij, verdachte, eerder heeft verklaard dat hij dit in december 2016 had gevonden. Verdachte heeft zich vervolgens op zijn zwijgrecht beroepen. [7] Ter terechtzitting van 24 september 2018 heeft verdachte verklaard dat het kogelwerend vest niet in de tas zat die hij in december 2016 gevonden had. Hij had het vest tijdens het uitvoeren van een werkstraf in november/december 2017 gekocht van iemand die ook een werkstraf uitvoerde. Verdachte wil de naam van deze persoon niet noemen.
De rechtbank overweegt dat verdachte, nadat hij zich eerst gedurende lange tijd op zijn zwijgrecht heeft beroepen, op 12 juni 2018 een verklaring heeft afgelegd, welke verklaring na onderzoek niet blijkt te kloppen. Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaring aangepast aan de onderzoeksresultaten. Voorts kan deze verklaring op geen enkele wijze geverifieerd worden nu verdachte de naam van de persoon van wie hij zegt het vest te hebben gekocht, niet wil noemen.
De verklaring van verdachte dat hij een bedrag van ongeveer € 25.000,00 heeft ontvangen van de bruiloftsgasten, is door verdachte op geen enkele wijze onderbouwd.
Voorts zijn in het onderzoek aan de iPhone van de echtgenote van verdachte een groot aantal afbeeldingen van enveloppen met geld aangetroffen, vermoedelijk afkomstig van de bruiloft, met in totaal een bedrag van ongeveer € 1.560,00. [8] Dit duidt erop dat betrokkene een veel lager contant geldbedrag heeft ontvangen van zijn bruiloftsgasten.
Verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig naar het casino ging en daar ook regelmatig won. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij naar een gokhal in Amersfoort ging en dat daar beelden van moeten zijn, ook van momenten dat hij uitbetaald kreeg.
Deze verklaring is eveneens onvoldoende concreet en onvoldoende onderbouwd en is bovendien pas in een zeer laat stadium gegeven. Voorts is het niet aannemelijk dat er, gelet op de verstreken tijd, nog beelden beschikbaar zijn waarop verdachte te zien is.
De verklaringen van verdachte zijn al met al wisselend, onvoldoende concreet en onvoldoende verifieerbaar om het vermoeden van witwassen enigszins te weerspreken. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte daarom hoogst onaannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de geldbedragen, de conclusie moet zijn dat het niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het geldbedrag mogelijk afkomstig is uit een door verdachte begaan misdrijf. Ten aanzien van het voorhanden hebben van voorwerpen die onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zijn, geldt immers dat die gedragingen niet zonder meer als witwassen gekwalificeerd kunnen worden.
De rechtbank oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat het aangetroffen geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet heeft aangevoerd dat het geld uit eigen misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft ook geen enkele aannemelijke verklaring over de herkomst van het geldbedrag gegeven.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk witwassen van geldbedragen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
partiële vrijspraken
feit 2 onder a
De rechtbank is van oordeel dat het onder a van het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het dossier bevat hiertoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
feit 1 en 2, onderdeel medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit samen met anderen heeft gepleegd. Het dossier bevat hiertoe wel aanwijzingen, maar onvoldoende concreet bewijs.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 16 januari 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, meerdere wapens van categorie III, te weten:
- een (1) vuurwapen, pistool (merk Glock, model 19, kaliber 9x19, wapennummers [wapennummer] en/of [wapennummer] )
en
-vier (4) vuurwapens, pistool/pistolen (telkens merk Walther, model PK380, telkens met verwijderd wapennummer)
en
munitie van categorie III, te weten
- zestien (16) scherpe patronen (kaliber 9 mm Luger, afkomstig uit het patroonmagazijn horende hij voormelde Glock)
en
- éénenzeventig (71) scherpe patronen (kaliber/merk: 9 mm Glock/Geco)
voorhanden heeft gehad;
2.
op 16 januari 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 33.410,= euro
- een geldbedrag van 3.400,= euro
- een geldbedrag van ongeveer 684,05,= euro
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 2witwassen, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft verzocht aansluiting te zoeken bij straffen die in vergelijkebare zaken zijn opgelegd en bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor het voorhanden hebben van een vuurwapen uitgaan van een gevangenisstraf van 3 maanden. De verdediging heeft bepleit het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en het resterende deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vijf semiautomatische vuurwapens met 87 scherpe patronen. Bovendien was een van de aangetroffen vuurwapens geladen en werd deze aangetroffen in een in de auto van verdachte aanwezige verborgen ruimte. Vuurwapens en munitie vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het ongecontroleerde bezit en het gebruik van dergelijke voorwerpen brengen gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee en zijn naar hun aard gevaarlijk voor een ieder die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin en heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten in combinatie met het uitgavenpatroon van verdachte dat ver boven zijn legale inkomen ligt en het voorhanden hebben van een kogelwerend vest wekken de indruk dat verdachte, hoewel hij dat ten stelligste ontkent, zich in het criminele circuit bevindt en zich bezighoudt met het plegen van strafbare feiten.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Verdachte is in 2016 voor oplichting veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Deze eerdere veroordeling en proeftijd hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een vuurwapen uit van een gevangenisstraf van 3 maanden onvoorwaardelijk.
De rechtbank weegt daarbij verder in het nadeel van verdachte mee dat hij in het bezit was van 5 semiautomatische vuurwapens en een aanzienlijke hoeveelheid scherpe munitie en voorts dat een van de wapens geladen was. Voor het witwassen zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor fraude, te weten een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden bij een fraudebedrag van € 10.00,00 tot € 70.000,00. De rechtbank weegt daarbij verder in het nadeel van verdachte mee dat hij, zoals hiervoor vermeld, eerder voor een vermogensdelict is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 23 maart 2018.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden is.
De rechtbank ziet, gelet op de persoon van verdachte, zijn proceshouding en zijn documentatie, geen enkel aanknopingspunt om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Gelet op het verschil tussen de oriëntatiepunten van het LOVS en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor het voorhanden hebben van een vuurwapen (respectievelijk 3 maanden en 6 maanden) en gelet op de straffen zoals deze in vergelijkbare zaken worden opgelegd, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BESLAG

9.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de teruggave aan verdachte gevorderd van de op de aangehechte beslaglijst (bijlage II) vermelde goederen onder nummer:
2, 7, 9, 18, 19, 20, 28, 29, 31, 37, 38, 39, 40, 41 en 43.
De officier van justitie heeft de teruggave aan de hierna vermelde rechthebbenden gevorderd van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
4, 8, 21, 33 aan [A] ,
30 aan POSTNL,
44 aan Rapido Express.
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 24, 25, 26 en 50.
De officier van justitie heeft bewaring ten behoeve van het conservatoir beslag gevorderd van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
1, 22, 23, 34, 35, 36, 46, 47, 48, 51 en 52.
De officier van justitie heeft de vernietiging gevorderd van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
27, 45 en 49.
De officier van justitie heeft gesteld dat er nog onderzoek plaatsvindt aan/naar de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
3, 5, 6 en 42.
9.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen/goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
2, 7, 9, 18, 19, 20, 28, 29, 31, 37, 38, 39, 40, 41 en 43.
De rechtbank zal de teruggave aan de hierna vermelde rechthebbenden gelasten van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
4, 8, 21, 33 aan [A] ,
30 aan POSTNL,
44 aan Rapido Express.
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer gelasten van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 24, 25, 26 en 50.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.
27, 45 en 49.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit in beslaggenomen.
De rechtbank zal, nu er op na te noemen goederen door het openbaar ministerie conservatoir beslag is gelegd en een ontnemingsvordering in de onderhavige zaak is aangekondigd, geen beslissing nemen over de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
1, 22, 23, 34, 35, 36, 46, 47, 48, 51 en 52.
De rechtbank stelt vast dat dit beslag in afwachting van de uitkomst van de eveneens lopende ontnemingsprocedure voortduurt.
De rechtbank zal, nu er met betrekking tot na te noemen goederen nog onderzoek dient te worden verricht, geen beslissing nemen over de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
3, 5, 6 en 42.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van 20 april 2016 van de meervoudige kamer in deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de proeftijd van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 20 april 2016 (parketnummer 16/706077-14) is verdachte – onder andere – een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Beslag
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
2, 7, 9, 18, 19, 20, 28, 29, 31, 37, 38, 39, 40, 41 en 43.
De rechtbank gelast de teruggave aan de hierna vermelde rechthebbenden van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
4, 8, 21, 33 aan [A] ,
30 aan POSTNL,
44 aan Rapido Express.
De rechtbank gelast de onttrekking aan het verkeer van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder nummer:
10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 24, 25, 26, 27, 45, 49 en 50.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/706077-14
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis van 20 april 2016 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe, te weten een gevangenisstraf van vier maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en
M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2018.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen, pistool
(merk Glock, model 19, kaliber 9x19, wapennummers [wapennummer] en/of [wapennummer] )
en/of
- drie althans een of meer vuurwapen(s), pistool/pistolen (telkens merk Walther, model PK380, telkens met verwijderd wapennummer),
en/of
munitie van categorie III, te weten
- 15 althans een of meer scherpe patroon/patronen (kaliber 9 mm Luger, afkomstig uit het patroonmagazijn horende bij voormelde Glock)
en/of
- 71 althans een of meer scherpe patroon/patronen (kaliber 9 mm Glock, merk Geco)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2
(art 420bis lid 1 onder a:)
hij op of omstreeks 16 januari 2018, te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten:
een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 3.400,= euro en/of
een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 33.000,= euro
de werkelijke aard,
de herkomst,
de vindplaats,
de vervreemding en/of
de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten dat geld, (een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 3.400,= euro en/of een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 33.000,= euro), was,
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten dat geld,
(een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 3.400,= euro en/of
een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 33.000,= euro)
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
en/of
(art 420bis lid 1 onder b:)
hij op of omstreeks 16 januari 2018, te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten:
een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 3.400,= euro en/of
een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 33.000,= euro
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of van een voorwerp,
te weten:
een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 3.400,= euro en/of
een hoeveelheid geld groot (ongeveer) 33.000,= euro
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
(toegewezen 67B vordering raadkamer 29 maart 2018)
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, pistool (merk Walther, model PK380, met verwijderd wapennummer), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2018016942 C, opgemaakt door de Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 tot en met 820. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van doorzoeking, pagina 16 en 17.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 38 en 39.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 598.
5.Schriftelijk verklaring verdachte [verdachte] , pagina 802.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 796 en 797.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 800.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 818.