ECLI:NL:HR:2005:AT4094
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor schuldwitwassen van een geldbedrag afkomstig uit enig misdrijf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor schuldwitwassen van een geldbedrag van € 25.000,- dat zij op 2 oktober 2002 op Schiphol bij zich had. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had vastgesteld dat het geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf, zoals bedoeld in artikel 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad benadrukte dat het niet noodzakelijk is dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf, en dat het voldoende is dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
De verdachte had tijdens haar verhoor wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld en het doel van haar reis naar Spanje. De Hoge Raad oordeelde dat het hof op basis van de omstandigheden van de zaak, waaronder de wijze waarop het geld was verstopt en de tegenstrijdige verklaringen van de verdachte, terecht had geoordeeld dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld afkomstig was uit een strafbaar feit. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de middelen tot cassatie kon leiden. De verbeurdverklaring van het geldbedrag werd ook niet in behandeling genomen, aangezien de verdachte afstand had gedaan van het verbeurdverklaarde bedrag.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de toepassing van de artikelen 420bis en 420quater Sr in gevallen van schuldwitwassen, waarbij de herkomst van het voorwerp niet altijd exact hoeft te worden vastgesteld, mits er voldoende aanwijzingen zijn dat het voorwerp uit een misdrijf afkomstig is.