2.2.5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2008 houdt als verklaring van de verdachte in:
"Ik ben op 12 november 2007 op Schiphol aangehouden met in mijn bezit een bedrag van € 100.000,- in contanten. Ik was op weg naar Spanje. Ik heb dit geld, € 100.000,- opgehaald in Amsterdam. Het waren coupures van € 500,-. Ik droeg het geld los in mijn broekzakken. Ik weet dat grote contante bedragen die op deze wijze van het ene land naar het andere worden gebracht van misdrijf afkomstig kunnen zijn.
Het geld was afkomstig van [betrokkene 2]. Ik was werkzaam voor [betrokkene 2] in de autohandel. [Betrokkene 2] had een autogarage in [plaats] in Spanje en woonde daar. Het geld dat ik bij mij had was bedoeld voor de aankoop van een dure auto in Duitsland die ik naar Spanje moest rijden. Uiteindelijk ging de autodeal niet door en ben ik op Schiphol aangehouden met het geld. [Betrokkene 2] is daarna bij een auto-ongeluk om het leven gekomen.
Het is erg moeilijk geweest om contact te krijgen met de familie van [betrokkene 2] omdat alle telefoonnummers die ik daarvoor nodig had, waren opgeslagen in de mobiele telefoons die bij mijn aanhouding door politie inbeslaggenomen zijn. Vanaf de schorsing van mijn voorlopige hechtenis op 25 maart jl. tot vandaag is de meeste tijd verloren gegaan met de zoektocht naar de weduwe van [betrokkene 2]. [Betrokkene 2] bleek zowel op Gran Canaria als in [plaats] te wonen. Ik ben uiteindelijk achter het adres op Gran Canaria gekomen via familie van [betrokkene 2] in Engeland die ik daar heb kunnen traceren en met wie ik in contact ben gekomen. Ik ben daarna direct naar Gran Canaria gevlogen en heb daar de weduwe van [betrokkene 2] bezocht. Zij heet [betrokkene 3]. Ik heb haar gevraagd of zij wist waar het bij mij aangetroffen geld vandaan kwam. [Betrokkene 3] heeft mij toen naar een bedrijf in België verwezen. Dat bedrijf bleek van de man te zijn die mij het geld op straat in Amsterdam heeft overhandigd. Ik heb al deze tijd nodig gehad om deze informatie te verkrijgen. Ik heb van de vrouw van [betrokkene 2] dus geen schriftelijke verklaring over de herkomst van het geld ontvangen. Er is ook geen schriftelijke leenovereenkomst tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 1]. Zij wil wel komen als getuige ter terechtzitting, als het nodig is. Zij weet er eigenlijk niets van. Die man, genaamd [betrokkene 1] probeerde zijn geld juist van [betrokkene 3] terug te krijgen. Dat is wat zij mij heeft gezegd.
Ik ben naar België geweest omdat [betrokkene 1] daar woonde. Ik weet zijn achternaam nu niet. Mijn raadsman heeft zijn achternaam. Ik heb deze [betrokkene 1] ontmoet en hij heeft mij gezegd dat het geld van hem was. Het was de bedoeling dat hij mij daarvan een schriftelijk bewijs zou geven en dat ik hem daartoe vandaag nogmaals zou ontmoeten, maar hij heeft mij alleen een fax gestuurd. Hij heeft mij gezegd dat indien het hof het nodig oordeelde, hij zal komen. Ik heb dus nu een fax die is ondertekend door [betrokkene 1] met de mededeling dat het geld van hem was en dat ik het geld van hem heb gekregen. Behalve de fax van [betrokkene 1] uit België, heb ik op dit moment geen ander document waaruit de legale herkomst van het geld zou kunnen blijken. Ik ben er nog niet aan toe gekomen de naam van het garagebedrijf van [betrokkene 2] in [plaats] te achterhalen. Het heeft namelijk heel lang geduurd voordat ik [betrokkene 3] vond en pas daarna kwam ik achter de naam en het adres van [betrokkene 1] in België. Ondertussen moet ik ook werken. Ik heb verder geen gegevens of stukken van die weduwe of de familie van [betrokkene 2], zodat ik zijn bestaan kan aantonen.
(...)
Ik was de vrijdag voordat ik werd aangehouden vanuit Leeds naar Nederland gekomen. Diezelfde avond heb ik [betrokkene 1] ontmoet op straat voor mijn hotel. Ik kende hem toen niet. Evenmin kende ik zijn naam of had ik zijn telefoonnummer. Toen is de overdracht tot stand gekomen. Hij heeft mij op straat € 100.000,- contant in biljetten van € 500,- gegeven.
Dit was de eerste keer dat ik van [betrokkene 2] contant geld meekreeg om een auto te kopen in het buitenland. [Betrokkene 2] belde mij en zei dat ik de man die mij het geld zou geven op straat voor het hotel zou ontmoeten. [Betrokkene 2] bleef aan de telefoon, terwijl de man die ik moest ontmoeten ook met hem aan de telefoon was. Zo hebben wij elkaar dus kunnen ontmoeten. Ik dacht dat het geld van [betrokkene 2] was. Ik weet niet waarom [betrokkene 1] mij het geld kwam brengen. Ik heb dat niet aan [betrokkene 2] gevraagd. Misschien was de auto voor [betrokkene 1] bestemd?
[Betrokkene 2] was een vermogend man. Ik weet niet waarom hij nu dat geld moest lenen van [betrokkene 1]. Toentertijd wist ik echter niet dat hij het geld leende. Ik nam gewoon aan dat het geld van [betrokkene 2] was.
Ik weet niet wat [betrokkene 1] heeft gedaan om zijn geld terug te krijgen van de weduwe van [betrokkene 2]. [Betrokkene 1] vertelde mij dat hij geen contact kan krijgen met de familie van [betrokkene 2]. Ik heb één keer contact gehad met [betrokkene 1]. Hij heeft tegen mij gezegd dat hij zijn geld graag terug wil. Hij probeerde dit tot nu toe via de weduwe van [betrokkene 2] terug te krijgen. Ik heb tegen hem gezegd dat de vrouw van [betrokkene 2] het geld ook niet had, omdat de Nederlandse politie het geld in beslaggenomen heeft. [betrokkene 1] heeft [betrokkene 3] verschillende malen over dit geld gebeld.
Nadat ik het geld had ontvangen van [betrokkene 1], belde [betrokkene 2] mij de volgende dag op en zei dat de verkoop van de auto niet doorging. Toen ben ik een ticket gaan kopen om naar [plaats] te vliegen. Ik was samen met mijn vriendin en mijn vader. Ik zou het geld naar [betrokkene 2] in [plaats] brengen en vandaar weer terugvliegen naar Engeland. Mijn vader was mee omdat hij hier in Nederland ergens werkte. Hij handelt in antieke spullen. Wij gingen dus met zijn drieën naar [plaats]. Het is gebruikelijk in Spanje om op deze manier met geld om te gaan. Voor mij is het de eerste keer dat ik zoveel contant geld bij me had. Ik heb geen achterdocht gehad. [Betrokkene 2] zei dat het in orde was en ik heb hem op zijn woord geloofd. Het was wel risicovol om zoveel geld rond te dragen, maar het was niet mijn geld. Dus als [betrokkene 2] het niet erg vond dat ik met zijn geld over straat liep, vond ik het best. Ik realiseerde me niet dat ik op deze manier in de problemen kon komen. Ik weet wel dat grote contante bedragen die op deze wijze van het ene land naar het andere worden gebracht, van misdrijf afkomstig kunnen zijn. Ik heb er toen simpelweg niet aan gedacht. Ik weet ook niet waarom ik het geld niet gewoon op de rekening van [betrokkene 1] of [betrokkene 2] kon storten.
[Betrokkene 2] vroeg mij het geld naar hem te brengen en dat wilde ik toen doen. Ik vermoed dat de man in Duitsland contant geld wilde voor de auto en dat [betrokkene 2] het geld niet opnieuw contant wilde opnemen. Ik vind het niet gek dat ik afstand heb gedaan van het geld. Ik dacht dat hierdoor het geld zou worden teruggegeven aan [betrokkene 2]. De politie zei tegen mij dat ik afstand moest doen van het geld.
(...)
Ik denk dat het geld te traceren is. Ik heb [betrokkene 1] gevraagd of hij mij een schriftelijk bewijs kon geven waaruit blijkt hoe hij aan die 100.000 euro is gekomen. [Betrokkene 1] dacht dat de zitting morgen zou zijn en dan zou hij mij dat bewijs ook geven. Ik heb de naam [betrokkene 1] van [betrokkene 3] gekregen. Ik weet inmiddels dat zijn volledige naam [betrokkene 1] is en zijn email adres is (...). Ik heb hem vandaag niet als getuige meegenomen naar de zitting.
(...)."