Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
2 [Partij Y] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 maart 2018,
- het proces-verbaal van comparitie van 18 september 2018 en de schriftelijke reacties daarop van mr. Blok van 5 oktober 2018, van mr. Des Tombe van 12 oktober 2018 en van mr. Blok van 16 oktober 2018.
2.De feiten
“Leningsovereenkomst”) gedateerd 8 maart 2017 tussen [Partij Y] en zijn echtgenote
(“leninggever”) enerzijds en [bedrijfsnaam 4]
(“leningnemer”) anderzijds staat vermeld, voor zover hier van belang:
“Lening prive aan zaak [.] tegen 3 procent rente per jaar”.Op dezelfde dag heeft [bedrijfsnaam 4] een bedrag van € 50.000,00 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijfsnaam 3] met als omschrijving: “
R/C-boeking”. Vervolgens heeft [bedrijfsnaam 3] een bedrag van € 50.000,00 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijfsnaam 1] met als omschrijving:
“R/C-boeking”.
“Aflossing ING [bedrijfsnaam 1] krediet”(hierna ook: de Overboeking).
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
€ 50.000,00 te verstrekken.
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)
€ 50.000,- aan [bedrijfsnaam 1] voorwaardelijk heeft geleend en vervolgens dat bedrag heeft “geparkeerd” bij [Partij X] . Zelfs als de rechtbank uitgaat van de juistheid van deze stelling van [Partij Y] , dan kan die stelling niet leiden tot toewijzing. In dat geval heeft [Partij Y] slechts een vordering op [bedrijfsnaam 1] (uit hoofde van onverschuldigde betaling) en [bedrijfsnaam 1] een vordering op [Partij X] . [Partij Y] heeft (in dat geval) geen rechtstreekse vordering op [Partij X] . Voor zover [Partij Y(-s)] vordering is gebaseerd op revindicatie moet deze stranden om de reden dat het bedrag van € 50.000,00 niet kwalificeert als een zaak (als bedoeld in artikel 3:2 BW) die [Partij Y] als haar eigendom kan opeisen. De vordering tot (terug)betaling van dit bedrag zal daarom worden afgewezen.
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
- Verrekening van de verplichting tot betaling van het bedrag van € 50.000,00 aan de boedel van [bedrijfsnaam 1] met de vordering van [Partij X] op [bedrijfsnaam 1] is niet mogelijk op grond van artikel 53 Fw omdat de verbintenis tot ongedaanmaking (die het gevolg is van de ontbinding) is ontstaan ná het faillissement.
- Verrekening is niet mogelijk op grond van artikel 6:127 BW omdat niet is voldaan aan het vereiste van wederkerigheid in de zin van dat artikel.
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)