1.3Naar aanleiding van een melding van de politie heeft verweerder een onderzoek verricht naar werkzaamheden die eiser met betrekking tot de hennepkwekerijen aan de hiervoor genoemde adressen in [vestigingsplaats] en in [woonplaats] heeft verricht en de inkomsten die hij daaruit heeft genoten. Daartoe heeft de themaonderzoeker van de directie Handhaving van verweerder gesproken met eiser en dossieronderzoek verricht, waarbij processen-verbaal van de politie District West-Veluwe Vallei en District Gooi en Vechtstreek, het rapport ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ van 22 april 2013 en de uitkeringsgegevens zijn betrokken. Op 31 augustus 2016 heeft de themaonderzoeker een onderzoeksrapport opgemaakt (met bijlagen). Dit heeft geleid tot de besluitvorming zoals die hierboven onder de rubriek ‘Procesverloop’ is weergegeven.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat eiser in de periode van 1 februari 2006 tot en met 29 augustus 2006 (periode 1) en in de periode van
1 augustus 2009 tot en met 8 maart 2012 (periode 2), werkzaamheden heeft verricht voor een hennepkwekerij en hieruit inkomsten heeft gehad die hij niet heeft gemeld bij verweerder. Verweerder heeft eisers inkomsten in periode 1 vastgesteld op € 75.000,- en in periode 2 op
€ 86.390,-. Als gevolg hiervan moet eiser in deze periodes worden beschouwd als ware hij minder dan 15% arbeidsongeschikt, zodat er over deze periodes geen recht is op betaling van een WAO-uitkering. Daarnaast heeft eiser in de periode van 6 maart 2009 tot 15 mei 2009 in detentie gezeten zodat eisers WAO-uitkering tijdelijk wordt beëindigd.
Het te veel betaalde bedrag aan WAO-uitkering van € 59.487,46 vordert verweerder van eiser terug. Volgens verweerder is de terugvordering niet in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel, zoals eiser in bezwaar heeft gesteld, nu hij zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen.
3. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser de beëindiging van zijn WAO-uitkering in de periode van 6 maart 2009 tot en met 15 mei 2009 vanwege detentie niet betwist. De rechtbank zal dit onderdeel van het bestreden besluit daarom niet bespreken.
4. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:147, wordt vooropgesteld dat het bij besluiten tot herziening en terugvordering van socialezekerheidsuitkeringen als hier aan de orde, gaat om belastende besluiten waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Die last om informatie te vergaren, brengt mee dat verweerder in het voorliggende geval feiten moet aandragen aan de hand waarvan het aannemelijk is dat er in de relevante periode sprake was van inkomsten. Indien op grond van de door verweerder gepresenteerde feiten aannemelijk is dat eiser ten tijde van belang inkomsten genoot, dan ligt het op de weg van eiser de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken.
5. Niet is in geschil dat eiser in periode 1 en 2 werkzaamheden heeft verricht voor een hennepkwekerij.
6. Eiser voert aan dat zijn inkomsten voor deze werkzaamheden niet juist zijn berekend. De berekeningen van de inkomsten door de politie in het proces-verbaal van 6 september 2016 en in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 22 april 2013, berusten niet op een volledig en voldoende zorgvuldig onderzoek. Door te verwijzen naar deze gegevens heeft verweerder niet voldaan aan zijn bewijslast voor toepassing van artikel 44 van de WAO. Ten aanzien van periode 1 stelt eiser dat in het arrest van het Gerechtshof Arnhem de door de politie berekende inkomsten van eiser over deze periode sterk zijn verlaagd.
Eiser stelt ten aanzien van periode 2 dat hij pas aan het eind van het derde kwartaal/begin van het vierde kwartaal van 2011 in de woning in [woonplaats] is gaan wonen. Daarnaast komt de informatie over de oogsten en het energieverbruik op basis van het onderzoek van Liander N.V. (Liander) niet overeen met de door verweerder gestelde inkomsten over de periode van
1 augustus 2009 tot en met 8 maart 2012.
7. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de WAO wordt, indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien doch wordt de uitkering niet uitbetaald indien het inkomen zodanig is dat als die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15%.
8. De rechtbank zal hierna voor de beoordeling van deze beroepsgrond periode 1 en 2 afzonderlijk bespreken.